Meer dan welke profeet dan ook krijgt Daniël te horen wat er in de nabije en in de verre toekomst gaat gebeuren met het Joodse volk, met de machthebbers van deze wereld en met de wereld zelf. Bij één van Daniëls visioenen, dat over de vier dieren, wil ik hier wat langer stilstaan, omdat die droom ons duidelijk maakt dat wij ons bevinden in de laatste fase van de wereldtijden, zoals de Eeuwige die voor de mens heeft vastgesteld.
Daniël is één van de ballingen die, samen met onder andere Mordechai, Esther en Nehemia, tot de eerste groep Joden behoort die naar Babel wordt weggevoerd. Hoewel hij hooguit een jaar of 18 zal zijn geweest, valt hij op door ‘zijn buitengewone begaafdheid’, waardoor hij, net als zijn vrienden Chananja, Misaël en Azarja, een hoge positie krijgt aan het Babylonische hof en vele jaren later aan het Perzische hof [Daniël 2:48, 6:4].
Nebukadnezars droom
Maar al snel moeten Daniël en zijn vrienden vrezen voor hun leven. Nebukadnezar, de koning van Babel, heeft namelijk een droom gehad die hem verontrust en omdat er niemand is onder zijn adviseurs die hem zijn droom kan vertellen en uitleggen, geeft hij bevel om alle wijzen, zonder aanzien des persoons, ter dood te brengen. En zo dreigen ook Daniël en zijn vrienden gedood te worden. Maar via de commandant van de koninklijke lijfwacht weet Daniël bij de koning te komen en wat respijt te krijgen om hem zijn droom uit te leggen. Als ze thuisgekomen de HEER smeken om hun het mysterie te onthullen, verhoort God hun gebed en onthult Hij aan Daniël de droom. De volgende morgen vertelt Daniël de koning wat hij heeft gedroomd.
In zijn nachtgezicht had de koning een reusachtig beeld gezien, zo vertelt Daniël. Het had een prachtige glans, maar zag er tegelijk afschrikwekkend uit. Het hoofd van het beeld was van goud, zijn borst en armen van zilver, zijn buik en lendenen van brons, zijn benen van ijzer en zijn voeten deels van ijzer, deels van leem. Toen zag de koning hoe een steen losraakte, zonder dat er een mensenhand aan te pas kwam. De steen sloeg tegen de ijzeren en lemen voeten van het beeld en verbrijzelde ze. Op hetzelfde ogenblik verpulverden het ijzer, leem, brons, zilver en goud. Het werd als kaf dat verwaaide in de wind. Maar de steen, die tegen het beeld aan was gerold, werd een hoge berg die de hele aarde bedekte.
Daniël legt de koning uit dat het beeld symbool staat voor vier koninkrijken. Het gouden hoofd staat voor het Babylonische rijk, waaraan op dat moment alle volken onderhorig zijn. Daarna zullen er nog drie rijken opkomen, maar die zullen minder glorieus zijn dan het Babylonische rijk. Over het vierde koninkrijk vertelt Daniël dat het hard zal zijn als ijzer en alle andere rijken zal verbrijzelen en verpletteren. Maar zoals ijzer en leem niet binden, zo zal dit rijk ‘in het nageslacht’ innerlijk verdeeld zijn. En in die tijd zal God een Koninkrijk doen opkomen dat al die voorgaande koninkrijken zal vernietigen. En dat Koninkrijk zal voor eeuwig bestaan.
Daniëls droom
Zo’n 44 jaar later, in het eerste regeringsjaar van koning Belsassar, een zoon van Nebukadnezar, krijgt Daniël het visioen over de vier dieren. We lezen erover in Daniël 7. Dat visioen doet sterk denken aan het nachtgezicht van Nebukadnezar. In zijn visioen wordt Daniël geopenbaard dat zijn volk door de eeuwen heen vervolgd en onderdrukt zal worden, maar dat het aan het einde van de wereldtijden zal worden gered. God laat hem ook zien dat het oordeel over de machten die zijn volk zullen onderwerpen, al klaarligt. Daniëls naam – die ‘God-is-rechter’ betekent – verwijst daar al naar.
Wat ziet Daniël? In zijn nachtgezicht ziet hij hoe de Grote Zee door de vier winden van de hemel in beroering wordt gebracht en daaruit vier verschillende, grote dieren oprijzen. Het eerste dier lijkt op een leeuw, het tweede op een beer en het derde op een panter. Het vierde dier ziet er afschrikwekkend uit en verslindt en vertrapt alles wat op zijn pad komt. Het heeft tien horens op zijn kop, waartussen een nieuwe horen opkomt. Die nieuwe horen voert strijd tegen de heiligen van de Allerhoogste en overwint hen. Vervolgens vindt er een hemelse rechtszitting plaats. De dieren worden veroordeeld en hun macht wordt hen ontnomen. Dan ziet Daniël dat er met de wolken van de hemel Iemand komt die eruitziet als een mensenzoon. Aan Hem worden macht, eer en het koningschap verleend en alle volken op aarde dienen Hem tot in eeuwigheid.
Eén van de omstanders, aan wie Daniël naar de betekenis van dit alles vraagt, legt hem uit dat die vier grote dieren duiden op vier koningen die uit de aarde zullen opkomen. Maar daarna zal er een Rijk aanbreken dat nooit ten einde zal komen, een Rijk waarin Gods heiligen voor altijd zullen heersen.
Het feit dat tot tweemaal toe in een droomgezicht wordt geprofeteerd over deze vier wereldrijken – eerst aan koning Nebukadnezar en daarna aan Daniël – duidt erop dat ‘de zaak bij God vaststaat en God Zich haast om die uit te voeren’ [Genesis 41:32]. Nebukadnezar ziet de vier wereldrijken vooral in hun uiterlijke verschijning: als grote machtige rijken. Daniël daarentegen ziet de vier rijken naar hun ware aard: als mogendheden die andere landen en volken met geweld hun macht opleggen.
De vier grote dieren komen op uit de Grote Zee. Daarmee wordt in de Bijbel de Middellandse Zee bedoeld [Numeri 34:6; Jozua 23:4]. Het lijkt daarom te gaan om vier mogendheden waarvan het grondgebied aan de Middellandse Zee grenst. Dat ‘de vier winden van de hemel’ de Grote Zee in beroering brengen, duidt erop dat God Zelf er de hand in heeft dat die rijken opkomen [Openbaring 7:1].
Eerste dier (leeuw)
Daniël 7:4 – Het eerste dier leek op een leeuw, maar dan met adelaarsvleugels. Ik zag hoe zijn vleugels werden uitgerukt, hoe het dier werd opgetild, op twee voeten overeind werd gezet als een mens en ook het hart van een mens kreeg.
Als we ervan uit gaan dat de droom van Daniël parallel loopt aan die van Nebukadnezar – en dat lijkt aannemelijk – dan wordt met het eerste dier het Babylonische rijk bedoeld. In de droom van Nebukadnezar wordt dit rijk voorgesteld als het gouden hoofd. De leeuw, die vanwege zijn krachtige uitstraling als de koning der dieren wordt gezien, staat symbool voor de trotse macht en majesteit van het Babylonische rijk. De adelaarsvleugels symboliseren de snelheid waarmee het zijn rijk weet uit te breiden.
Dat zijn vleugels hem vervolgens worden ontnomen, betekent dat het Babylonische rijk zijn grote heerschappij wordt afgenomen [Jeremia 51]. Dat gebeurt na precies zeventig jaar, zoals God bij monde van de profeet Jeremia had voorzegd [Daniël 9:1-2; Jeremia 25:11-12].
Dat de leeuw als een mens op zijn voeten wordt gezet en het een mensenhart wordt gegeven, zou kunnen verwijzen naar de getuigenis van Nebukadnezar, nadat hij, vanwege zijn hoogmoed, zeven jaar als een dier in de paleistuin heeft rondgezworven. Maar na die zeven jaar slaat Nebukadnezar zijn ogen naar de hemel en verheerlijkt hij de Allerhoogste.
Daniël 4:31 – Ik prees de hoogste God, ik roemde en verheerlijkte de Eeuwig Levende: Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij en Zijn Koningschap duurt van generatie tot generatie voort.
Vanaf dat moment herstelt God het koningschap van Nebukadnezar en krijgt hij zelfs nog grotere macht dan voorheen, omdat hij God erkent, roemt en verheerlijkt als de Allerhoogste.
Tweede dier (beer)
Daniël 7:5 – Toen verscheen er een tweede dier; het leek op een beer en het had zich half opgericht. Het hield drie ribben tussen de tanden van zijn muil, en het dier werd aangespoord met de woorden: ‘Sta op, eet veel vlees.’
De beer, die zich half heeft opgericht, stelt het rijk van de Meden en de Perzen voor. In de droom van Nebukadnezar wordt dit rijk uitgebeeld door de borst en de twee armen van zilver. Dat de beer zich naar één kant opricht, betekent dat slechts één van de twee rijksdelen tot een machtig rijk wordt. En dat klopt, want alleen het rijksdeel van de Perzen groeide uit tot een wereldrijk.
Dat het dier ‘drie ribben tussen de tanden van zijn muil’ heeft, duidt erop dat het rijk van de Meden en Perzen met nóg meer overmacht dan de Babyloniërs zijn macht weet uit te breiden en vast te houden. De beer doet daarmee waartoe het wordt aangespoord: ‘Sta op, eet veel vlees.’
Vooral onder koning Cyrus (Kores) breidt het rijk van de Meden en de Perzen snel uit tot een machtig imperium. Maar God heeft daarmee een bedoeling, want in zijn eerste regeringsjaar vaardigt Cyrus een decreet uit waarin hij alle Israëlieten in zijn rijk oproept terug te keren naar Jeruzalem om de stad en de Tempel te gaan herbouwen [Ezra 1:1-2].
2 Kronieken 36:23– Dit zegt Cyrus, de koning van Perzië: Alle koninkrijken van de aarde heeft de HEER, de God van de hemel, mij gegeven. Hij heeft mij opgedragen om voor Hem een Tempel te bouwen in Jeruzalem, een stad in Juda. Laten al diegenen onder u die tot Zijn volk behoren, zich verzekerd weten van de hulp van de HEER, hun God, en daarheen gaan.
In Ezra 1 kunnen we lezen hoe nauwgezet Cyrus doet wat God hem opdraagt en hoe betrokken hij is bij het wel en wee van het Joodse volk. Zo beveelt hij dat de Israëlieten die achterblijven, van hun buren materiële ondersteuning moeten krijgen. Cyrus zorgt er tevens voor dat de 5.400 voorwerpen, die Nebukadnezar destijds uit de Tempel had geroofd, worden teruggegeven. Verder schrijft Cyrus voor hoe de Tempel moet worden herbouwd en laat hij de kosten van de herbouw volledig betalen uit de koninklijke schatkist [Ezra 6:3-5, 6:8, 7:2].
Derde dier (panter)
Daniël 7:6 – Daarna zag ik een ander dier; het leek op een panter, maar dan met vier vogelvleugels op zijn rug, en het had ook vier koppen. Dit dier werd macht toebedeeld.
Met de panter wordt zonder twijfel gedoeld op het Grieks-Macedonische rijk. Dat mogen we onder meer afleiden uit het laatste visioen dat Daniël krijgt [Daniël 10:20]. Een hemelse Man – die in Daniëls beschrijving trouwens sterk lijkt op de verschijning die Johannes krijgt van onze opgestane Heer [Daniël 10:5-6; Openbaring 1:10-18] – vertelt Daniël dat Hij spoedig moet terugkeren om tegen de vorst van Perzië te strijden, en zodra Hij hem overwonnen heeft, wacht Hem de vorst van Griekenland.
Het gaat hier duidelijk over hemelse vorsten, die achter de aardse vorsten werkzaam zijn. Want de hemelse Man vertelt Daniël dat niemand Hem steunt in Zijn strijd tegen deze vorsten, behalve Michaël, de grote vorst, die de kinderen van Daniëls volk terzijde staat [Judas 1:9; Openbaring 12:7; Wie-is-als-God].
Het derde dier, dat met een panter wordt vergeleken, heeft ‘vier vogelvleugels op zijn rug’, wat erop duidt dat hij nog sneller is dan het snelste roofdier ter land. En dat beeld van het Grieks-Macedonische rijk is treffend, want na de ondergang van het Perzische rijk, weet Alexander de Grote, de koning van Macedonië, in amper tien jaar tijd zijn rijk uit te breiden van Egypte tot aan Pakistan.
Op het toppunt van zijn macht, sneuvelt Alexander op slechts 32-jarige leeftijd. Omdat hij geen natuurlijke opvolger heeft, doen zijn vier belangrijkste generaals een greep naar de macht en slagen zij erin om het rijk onder hen te verdelen. Daarop zien de vier koppen van de panter.
Over de indrukwekkende veroveringen van Alexander de Grote, zijn dood en de verdeling van zijn rijk in vier delen, krijgt Daniël overigens tot tweemaal toe nog een visioen. Daarover kunnen we lezen in Daniël 8 en 11:3-4.
Van de vier generaals, is Seleucus de meest succesvolle. Hij wordt de stichter van het naar hem genoemde Seleucidische rijk, dat een groot deel van het Midden-Oosten omvat, waaronder Judea en Samaria. Eén van de laatste koningen van dit rijk is Antiochus IV Epifanes. Hij tergt de Joden door in de Tempel een altaar van Baäl Hasjamaïm te plaatsen en daarop varkens te offeren. Hij verbiedt de Joden hun godsdienstige gebruiken uit te oefenen en hun sabbatten en feestdagen te vieren.
Onder leiding van Mattathias en zijn zonen – waarvan Jehuda, bijgenaamd Makkabeüs, de bekendste is geworden – komen de Joden daartegen in verzet. Antiochus, woedend over de Joodse opstand, voert persoonlijk zijn leger aan en laat meedogenloos tienduizenden Joden ombrengen [2 Makkabeeën 6:12-14]. Maar op het hoogtepunt van de strijd overlijdt hij aan een ziekte, wordt hij gebroken ‘zonder dat er een mensenhand aan te pas komt’ [Daniël 8:25] en weten de Makkabeeën Jeruzalem te heroveren. Nadat ze de Tempel hebben gereinigd van alle onreine altaren en voorwerpen en een nieuw altaar hebben gemaakt, kan de Tempel worden ingewijd [1 Makkabeeën 4:52-54]. We kennen deze bijzondere geschiedenis, want het is het verhaal van Chanoeka.
Vierde dier
Daniël 7:7 – Daarna zag ik in mijn nachtelijke visioenen een vierde dier, angstaanjagend, afschrikwekkend en geweldig sterk, met grote ijzeren tanden. Het vrat en vermaalde alles, en wat overbleef vertrapte het met zijn poten. Het verschilde van alle dieren die daarvoor verschenen waren, en het had tien horens.
Het vierde dier dat Daniël ziet opkomen uit de zee kan hij met geen enkel schepsel uit het dierenrijk associëren. Daniël noemt het dan ook simpelweg ‘het vierde dier.’ Het is ‘angstaanjagend, afschrikwekkend en geweldig sterk, met grote ijzeren tanden.’ Het vreet en vermaalt alles wat op zijn pad komt, en wat overblijft vertrapt het met zijn poten. De wreedheid, vernielzucht en roofzucht van dit vierde dier zijn onvergelijkbaar en overtreffen die van de voorgaande rijken tezamen.
Het is zo goed als zeker dat met dit vierde dier gedoeld wordt op het Romeinse rijk. Dat mogen we onder meer afleiden uit het visioen, dat Daniël, zo’n 25 jaar later, in het eerste regeringsjaar van Cyrus, door de engel Gabriël wordt geopenbaard: het visioen over de zeventig weken (of beter: zeventig zeventallen) [Daniël 9:22-27]. De engel Gabriël legt Daniël daarin uit dat er na de moord op de Messías een vijandig volk zal komen dat de stad en het Heiligdom zal verwoesten. Dat de engel hiermee doelt op de kruisiging van Jeshua omstreeks het jaar 33 en de verwoesting van de Tempel door de Romeinen in 70, lijdt geen twijfel. Zeker niet als we acht slaan op de voorzegging van Jeshua dat Jeruzalem zal worden belegerd en voor zekere tijd door de heidenen zal worden vertrapt [Lucas 21:20-24].
Het Romeinse rijk weet door agressieve aanvalsoorlogen gestaag zijn macht uit te breiden in het Middellandse Zeegebied en ver daarbuiten. De Romeinse veroveringstochten gaan gepaard met ongekende wreedheden en overvloedig bloedvergieten. De Romeinen propageren vrede (Pax Romana) en beschaving te brengen, maar laten een spoor van dood en verderf achter. Zelfs tot het Romeinse volksvermaak behoren gruwelijke openbare executies en bloedige gladiatorengevechten op leven of dood. De macht en de wreedheid van de Romeinen is niet vergelijkbaar met die van de voorgaande wereldrijken.
En hoe waar is dát gebleken voor Daniëls volk, toen het zich omstreeks het jaar 66 wilde bevrijden van de Romeinse onderdrukking en de zogeheten Joodse Oorlog uitbrak. Jeshua voorzegde over de tijd, die toen aanbrak:
Lucas 21:23 – Wat zal het rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! Want er zal ontzaglijk veel leed zijn in het land, en een zwaar vonnis zal de bevolking treffen.
Op beestachtige wijze slaan de Romeinen het Joodse verzet meedogenloos neer, wordt heel Jeruzalem, inclusief de Tempel, in de as gelegd en blijft er geen enkele steen op de andere [Mattheüs 24:2]. Gedurende de Joodse Oorlog (van 66 tot 70) en de daaropvolgende Bar Kochba-opstand (van 132 tot 136), worden naar schatting anderhalf miljoen Joden, ongeveer een derde van de bevolking, door de Romeinse soldaten afgeslacht. Nog eens een derde van de bevolking wordt krijgsgevangen genomen, sterft aan de honger of wordt als slaaf verkocht, terwijl opnieuw een derde van de bevolking de grens over vlucht [Ezechiël 5:12]. De diaspora is daarmee een feit en pas na negentien eeuwen zou daarin een keer komen.
Bakermat
Uitgerekend het Romeinse rijk heeft voor een belangrijk deel Europa gevormd tot wat het heden ten dage is. Het is de bakermat van onze beschaving geworden. Denk maar eens aan onze staats- en bestuursvormen, wet- en regelgeving, rechtspraak, politiek, wetenschap, architectuur, kunst, literatuur en – niet te vergeten – onze ingebeelde superioriteit. Het vindt allemaal zijn oorsprong in het Romeinse rijk. Ook de vervangingsleer is van Romeins-christelijke bodem.
Europa belichaamt zodoende voor een belangrijk deel de Romeinse identiteit en daarmee voor een wezenlijk deel het karakter van het vierde dier. Dat laatste kan moeilijk ontkend worden, als we kijken naar de geschiedenis van ons continent, met zijn vele bloedige oorlogen en conflicten.
En was het ook niet Europa waar veruit het meeste onschuldig Joods bloed is vergoten? De vraag stellen is hem beantwoorden, want nergens werd het Joodse volk de eeuwen door zo vermalen met grote ijzeren tanden en zo vertrapt door stampende laarzen als in Europa, het continent dat ook de bakermat was van de christelijke vervangingsleer, de inquisitie, de kruistochten, de pogroms en de Holocaust.
Tien horens
Daniël ziet dat het vierde dier tien horens heeft [Daniël 7:7]. Eén van de omstanders legt hem uit dat die tien horens duiden op tien koningen die uit dat vierde koninkrijk zullen opstaan [Daniël 7:24]. Dus uit het Romeinse rijk – nadat het uiteen is gevallen in een West- en Oost-Romeins rijk – zullen tien andere mogendheden opkomen.
Nu staat in het Hebreeuwse denken het getal 10 voor een kwantitatieve volheid [Numeri 14:22; Zacharia 8:23; Mattheüs 25:1; Lucas 19:13]. De tien horens zien dus niet zozeer op tien specifieke koninkrijken, maar op alle mogendheden die uit het Romeinse rijk zijn opgekomen en die hetzelfde doel voor ogen hebben, namelijk hun macht en gezag uitoefenen zoals het vierde dier [Openbaring 17:13].
Nieuwe horen
Daniël 7:19-21 – Toen wilde ik de ware betekenis weten (…) van de nieuwe horen die opkwam, waarvoor er drie moesten wijken – de horen met ogen en een mond vol grootspraak die er groter uitzag dan de andere. Ik had immers gezien hoe die horen strijd voerde tegen de heiligen en hen overwon (…)
Vooral van die nieuwe horen die tussen de andere opkomt, wil Daniël de betekenis weten, omdat hij ziet ‘hoe die horen strijd voerde tegen de heiligen en hen overwon’. Daniël, die driemaal per dag de Allerhoogste prees en die de Schrift bestudeerde [Daniël 6:11], moet hebben begrepen dat met ‘de heiligen’ gedoeld werd op zijn eigen volk Israël. Had Mozes niet tegen het volk gezegd dat het ‘een heilig volk voor de HEER’ zou zijn [Deuteronomium 7:6, SV]? En juist daarom is Daniël zo verontrust als hij die beelden ziet.
Veruit de meeste Bijbeluitleggers menen dat – net als in het visioen van de ram en de geitenbok [Daniël 8:9-12] – met deze nieuwe horen verwezen wordt naar Antiochus IV Epifanes. Hoewel deze vorst ook goed past in de beschrijving van de laatste koning die uit het Romeinse rijk opkomt, geloof ik niet dat hier gedoeld wordt op deze wrede koning, omdat Antiochus IV Epifanes namelijk een representant is van het derde dier, de panter, het Grieks-Macedonische rijk, en niet van het vierde dier, het Romeinse rijk.
Bovendien lezen we dat de nieuwe horen ná de tien andere horens opkomt en dat het laatste rijk dat opkomt voordat aan Gods volk recht wordt verschaft [Daniël 7:21-22].
En daarom meen ik dat deze nieuwe horen ziet op nazi-Duitsland, dat onder leiding van Adolf Hitler in zeer korte tijd veranderde van een democratie in een totalitaire dictatuur.
Anders dan de andere horens, heeft de nieuwe horen ‘ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak’ [Daniël 7:8]. Deze nieuwe horen krijgt daarmee iets van een mens, of beter: iets van de ‘wetteloze mens’ [2 Tessalonicenzen 2:8; Openbaring 13:5-7]. Zoals de ogen en de mond de nieuwe horen representeren, zo representeerde Hitler, met zijn ogen en mond vol grootspraak, nazi-Duitsland, dat zich kenmerkte door politieke onderdrukking, aanvalsoorlogen, bezetting van buurlanden, racistische vervolgingen en uiteindelijk de genocide op het Joodse volk. De Haman van nazi-Duitsland had namelijk besloten dat ‘alle Joden moesten worden gedood en volledig uitgeroeid, jong en oud, vrouwen en kinderen inbegrepen’ [Esther 3:13].
En in een ultieme poging om dat duivelse plan uit te werken, kwamen op 20 januari 1942 vijftien nazi-kopstukken bijeen in een landhuis, nabij de Wannsee, ten zuiden van Berlijn, om – zoals zij dat noemden – een definitieve oplossing voor het Jodenvraagstuk te vinden. Want het op grote schaal inzetten van Einsatzgruppen (doodseskaders) om Joden te vermoorden was te arbeidsintensief en te zeer belastend voor de nazi-beulen.
Na amper twee uur vergaderen werd de ‘definitieve oplossing’ gevonden. Besloten werd om alle Joden in Europa systematisch en op een efficiënte manier te vernietigen. Alle Joden moesten worden gevangen genomen en worden overgebracht naar vernietigingskampen, waar ze zouden worden vergast en hun dode lichamen zouden worden gecremeerd. Afgesproken werd dat Heydrich, Himmler en Eichmann zich zouden bezighouden met de organisatie en de uitvoering van de genocide op Gods volk.
Zelden waren de woorden van Asaf uit psalm 83 toepasselijker dan op dit huiveringwekkende plan.
Psalm 83:3-5 – Uw vijanden roeren zich, trots heffen Uw haters het hoofd. Tegen Uw volk smeden zij een complot, ze spannen tegen Uw lieveling samen, en zeggen: ‘Kom, wij verdelgen dit volk, Israëls naam zal nooit meer worden genoemd.’
Het blijft onbegrijpelijk dat Hitler kon rekenen op de steun van de meerderheid van het Duitse volk en van de Lutherse kerk en ondertussen zijn demonische plannen kon uitvoeren, waardoor uiteindelijk zes miljoen Joodse mannen, vrouwen en kinderen de dood vonden in de onbeschrijfelijke hel van de vernietigingskampen.
Na alles wat Daniël gehoord en gezien heeft, zal ook hij begrepen hebben dat ‘onze strijd niet gericht is tegen mensen, maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen’ [Efeziërs 6:12].
De nazi-ideologie is dan ook niet te begrijpen met wetenschappelijke verklaringen alleen. Het streven van Hitler om het Joodse volk uit te roeien komt namelijk van Satan, aan wie Hitler zich al vanaf het begin van zijn politieke carrière heeft overgegeven. Hitler is een duivel, een antichrist, die er alles aan deed om Gods reddingsplan te dwarsbomen. Hitler wilde dat doen door alle Joden uit te roeien, zodat er geen Joden meer zouden zijn om naar Sion terug te keren. Dan zou de Koning der Joden een koning zijn zonder volk en zonder land. Dan zou de ‘vorst van deze wereld’ zijn macht kunnen behouden. Iets waar Satan zich al sinds zijn mislukte hemelse staatsgreep sterk voor had gemaakt. Telkens weer wist Satan een sterk bondgenootschap te sluiten met politieke en religieuze leiders van allerlei kleur [Daniël 9:27].
Ook in onze dagen zijn er nog altijd genoeg politieke en religieuze leiders, organisaties en stromingen, die zich maar al te graag laten gebruiken door Satan in zijn streven het Joodse volk uit te roeien of toch op zijn minst hen uit hun land te verdrijven. Davids woorden uit psalm 69 zijn voor Israël dan ook van alle dagen:
Psalm 69:5 – Talrijker dan de haren op mijn hoofd zijn zij die mij haten zonder reden, met velen zijn mijn belagers, mijn vijanden die mij bedriegen: teruggeven moet ik wat ik niet heb geroofd.
Nog even terug naar de nieuwe horen. In vers 8 wordt de horen die opkomt ‘klein’ genoemd, maar in vers 20 wordt van de nieuwe horen gezegd dat hij ‘er groter uitzag dan de andere.’ Is dat niet met elkaar in tegenspraak? Nee, dat is het niet. Dat de horen ‘klein’ wordt genoemd, betekent dat het rijk, ten opzichte van de andere mogendheden, maar kort zal blijven [Openbaring 17:10]. Nazi-Duitsland heeft twaalf jaar bestaan, van januari 1933 tot mei 1945, wat een korte tijd is in vergelijking met de andere rijken. Dat de horen er ‘groter’ uitziet dan de andere wil zeggen dat de impact van zijn heerschappij groter is dan van alle voorgaande mogendheden. Zonder twijfel kan gesteld worden dat geen andere wereldmacht zulke diepe, ongeneeslijke wonden heeft geslagen in mens en maatschappij als nazi-Duitsland. Zelfs na 75 jaar zijn de sporen die de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust hebben getrokken nog dagelijks voelbaar en zichtbaar bij hen die de nazi-hel overleefden.
‘Eén tijd, een dubbele tijd en een halve tijd’ zou het Joodse volk overgeleverd zijn aan de wrede heerschappij van het vierde rijk en de machten die daaruit zouden voortgekomen, zo lezen we Daniël 7:25. Het zou – in de woorden van Jeshua – ‘een tijd zijn van enorme verschrikkingen, zoals er sinds het ontstaan van de wereld tot nu nooit geweest zijn en er ook niet meer zullen komen’ [Daniël 12:1; Mattheüs 24:21; Openbaring 13:1-8].
Maar uit Daniël 12:7 weten we dat aan die tijd een einde is gekomen toen ‘de macht van het heilige volk niet langer verbrijzeld’ kon worden. Feitelijk was dat op 14 mei 1948 – drie jaar en zeven dagen na de capitulatie van nazi-Duitsland – toen de Staat Israël werd geproclameerd. In één dag werd een land gebaard, in één keer werd een natie geboren, zoals Jesaja zo’n vijfentwintig eeuwen daarvoor had geprofeteerd [Jesaja 66:7]. Sindsdien verbergt de Vader Zijn gelaat niet meer voor Zijn volk, maar ziet Hij weer welwillend naar hen om. Met hart en ziel bouwt Hij hen weer op, om hen nooit meer af te breken, om hen te planten en nooit meer uit te rukken [Jeremia 24:6, 29:14, 32:37-41; Ezechiël 20:41; Micha 2:12].
Sinds 1948 herrijzen de steden uit de as en worden ze weer bewoond, zijn paleizen in hun oude pracht hersteld en zijn de puinhopen weer opgebouwd [Jeremia 30:18; Ezechiël 36:33; Amos 9:14]. Israël is weer vol met mensen en dieren en het land bloeit als een lelie, wortelt als een ceder op de Libanon. Er worden wijngaarden geplant en tuinen aangelegd, terwijl het volk weer overvloedig wordt voorzien van koren, wijn en olie. Ook de vijgenboom en de granaatappel dragen weer volop vrucht [Jeremia 31:27; Hosea 14:6; Joël 2:19; Haggai 2:19; Zacharia 8:12; Amos 9:15]. Het is de beloning die voor de glorieuze komst van de Messías uitgaat [Jesaja 40:10, 62:11].
Wat een contrast met de negentien eeuwen daarvoor, toen het Joodse volk in elk opzicht alles verloor. Tot de bodem moest het volk de beker van Gods toorn leegdrinken. Maar uit die beker hoeft Israël nooit meer te drinken [Jesaja 51:22]. Voor Israël is na mei 1945 de tijd van genade aangebroken [Psalm 102:14].
De wedergeboorte van Israël als natie en de terugkeer van het Joodse volk naar het land van hun voorouders zijn de tekenen van de Eeuwige dat ‘de macht van het heilige volk niet langer verbrijzeld’ kan worden. Sindsdien waakt God weer met eigen ogen over Zijn land [Zacharia 9:8]. En daarom heeft Israël vanaf 1948, dankzij Gods onoverwinnelijke rechterhand, alle oorlogen gewonnen, hoe sterk en machtig de vijand ook was [Jesaja 41:10; Psalm 68:2].
Zacharia 10:6 [NBV/EV] – Ik zal het volk van Juda onoverwinnelijk maken en de nakomelingen van Jozef laten zegevieren. Ik ben vol zorg voor hen en zal hen veilig thuisbrengen. Dan zal het weer zijn als voorheen, alsof Ik hen nooit verbannen had, want Ik ben de HEER, hun God, en Ik zal hun gebeden verhoren.
En sinds juni 1967 is Jeruzalem weer in Joodse handen, wordt het niet langer vertrapt door heidenvolken. Hun tijd zit erop [Lucas 21:24]. Want toen God opstond om Zijn volk recht te verschaffen, verliet Hij ook Zijn woning om de volken te laten boeten voor hun misdaden tegen Sion [Jesaja 26:21].
In Joël 4:1-2 lezen we dat ‘in dezelfde tijd’ dat God het lot van Zijn volk ten goede keert, Hij alle volken zal richten vanwege hun misdaden tegen Zijn volk, omdat ze Zijn volk, Zijn kostbaar bezit, onder vreemde volken hebben verstrooid en Zijn land hebben verdeeld. En over dat oordeel kunnen we ook lezen in ons Bijbelgedeelte.
Daniël 7:9-10 [NBV/EV] – Ik zag dat er tronen voor het gericht werden neergezet en dat de Eeuwige Ene plaatsnam op Zijn troon. Zijn kleed was wit als sneeuw, Zijn hoofdhaar als zuivere wol. Zijn troon was als vurige vlammen, de raderen ervan als laaiend vuur. Een rivier van vuur welde op en stroomde voor Hem uit. Duizend maal duizenden dienden Hem, tienduizend maal tienduizenden stonden voor Hem. Het hof nam plaats en de boeken werden geopend.
Net als Johannes en Zacharia, krijgt ook Daniël een inkijk in de hemelse rechtszaal, waar God vanaf Zijn troon van vuurvlammen en omringd door ontelbare engelen, de wereldmachten oordeelt [Openbaring 5].
Daniël 7:11-12 – Ik zag hoe het vierde dier werd gedood vanwege de grootspraak van de horen, ik zag hoe zijn lichaam werd vernietigd en aan de vlammen werd prijsgegeven. De andere dieren werd wel hun macht ontnomen, maar hun werd nog enige tijd van leven gegund.
De vier dieren, de vier wereldmachten, worden door God als de hoogste Rechter geoordeeld. Hoewel de eerste drie hun heerschappij wordt ontnomen, wordt hen ‘nog enige tijd van leven gegund.’ Dat geldt echter niet voor het vierde dier. Als hem zijn heerschappij wordt ontnomen, wordt hij ‘vernietigd en aan de vlammen prijsgegeven’ vanwege ‘de grootspraak van de horen.’ Van het afschrikwekkende vierde dier, dat de hele aarde verslond, vertrapte en vermorzelde, blijft niets over.
Als we de lijn consequent doortrekken, dan zou dat betekenen dat Europa ná de Tweede Wereldoorlog, een wezenlijk deel van zijn invloed, macht en aanzien op het wereldtoneel moet hebben verloren. En die conclusie kan moeilijk ontkend worden, want vanaf 1945 heeft Europa als supermacht afgedaan. Christelijk Europa viel, net als het Romeinse rijk, uiteen in een westelijk deel en een oostelijk deel. En hoewel de Koude Oorlog voorbij is en de kunstmatig in elkaar geflanste Europese Unie de schijn probeert op te houden dat ons continent nog altijd een rol van betekenis speelt op het wereldtoneel, is haar rol in werkelijkheid niet meer dan die van figurant.
Zoals de voeten en tenen van het beeld uit de droom van Nebukadnezar bestonden uit ijzer en leem dat zich niet wilde verbinden, zo bestaat Europa heden ten dage uit landen die zich niet (willen) verbinden. Naar buiten toe wordt het voorgewend alsof sprake is van een eenheid, maar intern is Europa tot op het bot verdeeld. En uit de visioenen waarover we in Daniël kunnen lezen, weten we dat in deze tijd God Zijn Koninkrijk zal doen opkomen.
Daniël 7:13-14 [NBV/EV] – In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel Iemand kwam die eruitzag als een mensenzoon. Hij naderde de Eeuwige Ene en werd voor Hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden Hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, Zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.
Als God de wereldrijken hun macht heeft ontnomen – meer in het bijzonder de macht die ze hadden over het Joodse volk – ziet Daniël ‘Iemand die eruitziet als een mensenzoon’ met de wolken des hemels komen. Daniël ziet hier de glorieuze wederkomst van Jeshua, aan wie macht, eer en het koningschap worden verleend [Mattheüs 24:30; Handelingen 1:11]. En alle volken en naties, welke taal zij ook spreken, dienen Hem. Daniël ziet wat de Vader Zijn Zoon beloofde bij monde van David: ‘Ik geef Je de volken in bezit, de einden der aarde in eigendom’[Psalm 2:7-9].
Anders dan nogal eens wordt gedacht, vallen de wederkomst van de Messias en het moment dat ‘de macht van het heilige volk niet langer verbrijzeld’ kan worden dus niet samen. We lezen in het verslag van Daniëls visioen immers dat de vier dieren hun macht wordt ontnomen en drie van hen nog enige tijd van leven wordt gegund. Pas daarna horen we over de glorieuze komst van de Mensenzoon aan wie alle macht wordt gegeven.
Wij kunnen niet achter de hemelse schermen kijken, maar één ding staat voor mij vast: na de Tweede Wereldoorlog is God opgestaan om Zich over Sion te ontfermen en is Israëls tijd van genade gekomen. De Herder ziet weer om naar Zijn schapen en redt hen uit de plaatsen waarheen ze verdreven waren [Ezechiël 34:11-12]. En bij monde van Jeremia, draagt de Vader ons op dát aan iedereen bekend te maken.
Jeremia 31:10-11 – Volken, luister naar de woorden van de HEER, vertel het verder op de verste eilanden: Hij die Israël verstrooid heeft, zal het samenbrengen en het hoeden, zoals een herder zijn kudde. Want de HEER verlost het volk van Jacob, Hij bevrijdt hen uit de hand die sterker was dan zij.
Dat Israël niet meer onder de heerschappij van een vreemde mogendheid komt, betekent niet dat Gods volk door zijn vijanden met rust wordt gelaten. Zeker niet. Dagelijks wordt de Joodse staat en het Joodse volk door hun vijanden belaagd: van selectieve verontwaardiging tot misplaatste kritiek, van economische boycots tot politieke sancties, van verbale bedreigingen tot terroristische aanslagen en raketbeschietingen. Israël krijgt van alles over zich heen. Het zijn de laatste stuipstrekkingen van Satan, die weet dat zijn tijd er bijna op zit [Openbaring 12:12].
Het visioen van Daniël over de vier dieren maakt duidelijk dat we dichtbij de laatste dag van de wereldtijden zijn, dichtbij de wederkomst van onze Heer Jeshua en dichtbij het aanbreken van Gods Koninkrijk. Het is mijn overtuiging dat wij de laatste (acharôn) generatie zijn, waar Psalm 102:19 op doelt, want wij zijn de generatie die de wedergeboorte van de Joodse staat en de wederopstanding van het Joodse volk mogen meemaken. Het volk van Jacob, wier hoop was vervlogen en wier levensdraad was afgesneden [Ezechiël 37:11], beleeft in onze dagen een wonderbaarlijk herstel. Want vanaf mei 1948 zien we langzaam maar zeker dat hersteld wordt wat gebroken was, dat samengevoegd wordt wat verdeeld was, dat opbloeit wat wegkwijnde, dat herbouwd wordt wat vernield was, dat terugkeren wie verdreven waren, dat verhoogd worden wie vernederd werden, dat teruggevonden worden wie zoekgeraakt waren, en dat gered worden wie verloren waren.
En daarom zullen we omwille van Sion niet zwijgen, omwille van Jeruzalem niet stil zijn, totdat het licht van haar gerechtigheid daagt en de fakkel van haar redding brandt. Totdat Jeruzalem zal zijn gesteld tot een lof een aarde!
Jesaja 52:8-10 – Hoor! Je wachters verheffen hun stem, samen barsten ze uit in gejuich, want ze zien het met eigen ogen: de HEER keert terug naar Sion. Breek uit in gejubel, ruïnes van Jeruzalem, want de HEER troost Zijn volk, Hij koopt Jeruzalem vrij. De HEER ontbloot Zijn heilige arm ten overstaan van alle volken, en de einden der aarde zien hoe onze God redding brengt.
Naarmate we de profeten bestuderen beseffen we dat we leven ‘aan het einde van de tijd’. En daarom wijst Petrus ons er ook op dat we onze aandacht altijd ‘op de woorden van de profeten’ gericht moeten houden [2 Petrus 1:19]. Laten we daarom God dagelijks herinneren aan Zijn beloften. Maar laten we Hem ook vooral aanmoedigen Zijn plan in onze dagen tot stand te brengen, zoals Habakuk deed [Habakuk 3:2] en zoals Daniël dat deed toen hij bad:
Daniël 9:19 – (…) Wacht niet langer en grijp in, mijn God, ook omwille van Uzelf, want Uw Naam is verbonden aan Uw stad (Jeruzalem) en aan Uw volk (Israël).
Bas van Twist
Wat een heldere uitleg over de geschiedenis van Israël en de volken. En wat een duistere en bedroevende geschiedenis heeft (met name) Europa met Vaders oogappel, tot op de dag van vandaag. Wie zal Gods uitverkoren aanklagen? Nota bene de Romeinse kerk, waar ook wij uit komen, heeft niet anders gedaan. Maar God Zelf spreekt hen vrij! (Rom. 8:12). Het is nu onze beurt om te zeggen: Vader, het schaamrood staat ons op gezicht (Daniël 9:7).
Laten we in alle nederigheid Vader dagelijks herinneren aan Zijn eigen woorden van ontferming voor Zijn duifje en niet verslappen! Vader, U bent Israëls helper en Bevrijder, wacht niet langer! (Ps. 40:18). Kom spoedig Yeshua!