top of page

ÉÉN DAG ALS DUIZEND JAAR

Bijgewerkt op: 4 jan.



Jesaja 46:10Die in het begin al het einde aankondigde en lang tevoren wat nog gebeuren moest. Die zegt: ‘Wat Ik besluit, wordt van kracht, en alles wat Ik wil, breng Ik ten uitvoer.’


Het was uitgerekend Satan aan wie God als eerste het einde van de wereldtijden aankondigde en een glimp van Zijn reddingsplan voor de gevallen mens bekendmaakte [Genesis 3:14-15]. Maar gaandeweg openbaarde God ook aan de gevallen mens zelf Zijn heilsplan. Eerst door de lichten aan het hemelgewelf [Psalm 19:2-5], daarna door Zijn dienaren, de profeten.


Israël mocht als eerste Zijn geschreven Woord ontvangen, want uit dat volk zou God de beloofde Redder voor de wereld doen voortkomen: Jeshua, Zijn eigen Zoon, die als mens naar de wereld zou komen [Deuteronomium 7:6-8; Jesaja 49:6; Lucas 1:26-35].


En tweeduizend jaar geleden is Jeshua als mens naar de wereld gekomen om het werk te volbrengen dat de Vader Hem had opgedragen [Johannes 17:4; Romeinen 3:25]. Daarna moest Hij terug naar de Vader [Johannes 16:28; Handelingen 1:11]. En daar wacht Hij nu tot de tijd aanbreekt dat de Vader het koningschap over Israël zal herstellen en Hij op Zijn glorierijke troon zal mogen plaatsnemen [Mattheüs 24:30, 25:31; Lucas 1:32-33]. Naar dát moment mogen we elke dag uitzien.


Dat Jeshua’s wederkomst dichtbij is, mogen we afleiden uit de vervulling in onze dagen van de tientallen profetieën die aan Zijn wederkomst voorafgaan, zoals de beloften aangaande de terugkeer van het Joodse volk naar zijn eigen land en het oordeel van God over de andere volken [Hebreeën 10:37; Jesaja 60:22].


Romeinen 13:11U kent de huidige tijd: het moment is gekomen waarop u uit de slaap moet ontwaken, want de redding is ons meer nabij dan toen we tot geloof kwamen.


Op verschillende manieren heeft de Vader in Zijn Woord aanwijzingen gegeven over de tijd waarin wij leven en waar we naar uitzien. We mogen die ontwaren als we Zijn Woord bestuderen en ons daarbij laten leiden door de heilige Geest. Hieronder wil ik enkele van die aanwijzingen met je delen, omdat ze mij eens te meer doen bevestigen dat we aan de vooravond staan van Zijn wederkomst.


Eén dag als duizend jaar


Onder andere Mozes leert ons dat duizend jaar in Gods ogen is als de dag van gisteren [Psalm 90:3-4]. En Petrus wijst daar zelfs nadrukkelijk op in zijn tweede brief.


2 Petrus 3:8Eén ding mag u niet over het hoofd zien, geliefde broeders en zusters: voor de Heer is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag.


Als we dit concept van ‘één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag’ in gedachten houden, dan gaan we ineens allerlei profetische parallellen en vervullingen in de Bijbel gewaarworden.


Zo blijkt bijvoorbeeld elke scheppingsdag een overeenkomstige vervulling te krijgen in het daarmee corresponderende millennium. Kijk maar mee.


‘Scheppingsweek’


Op de eerste dag scheidde God het licht van de duisternis [Genesis 1:3-5].


In het eerste millennium ‘sinds de schepping van de wereld’ (Anno Mundi, afgekort AM) werd de mens, door de zondeval, gescheiden van het licht van zijn Schepper [Genesis 3:1-24].


Op de tweede dag schiep God het uitspansel dat scheiding maakte tussen de watermassa’s boven en onder het uitspansel. De aarde was toen nog volkomen bedekt door water [Genesis 1:6-8].


In het tweede millennium (van 1000 AM tot 2000 AM) braken alle bronnen onder en alle sluizen boven het uitspansel open en bedekten de watermassa’s de aarde opnieuw [Genesis 7:1-24].


Op de derde dag werden zaadvormende planten en bomen met zaaddragende vruchten geschapen [Genesis 1:9-13].


In het derde millennium (van 2000 AM tot 3000 AM) deed God Abraham de belofte dat in hem, via zijn zaad, alle volken op aarde gezegend zouden worden [Genesis 12:1-3 SV], en gaf Hij aan Israël wetten en regels om te leven [Ezechiël 20:11].


Op de vierde dag schiep God de lichten aan het hemelgewelf, om scheiding te maken tussen dag en nacht, om de dagen en jaren te tellen en om de vastgestelde tijden te duiden [Genesis 1:14].


In het vierde millennium (van 3000 AM tot 4000 AM) gaf God het profetisch woord als ‘een lamp die schijnt op een donkere plek[2 Petrus 1:19], en aan het einde van het vierde millennium zond Hij Zijn Zoon, ‘het Licht voor de wereld’, ‘de Zon der Gerechtigheid[Johannes 3:16, 8:12; Maleachi 4:2, SV].


Op de vijfde dag schiep God levende wezens voor in het water en boven de aarde. God zegende hen opdat ze vruchtbaar zouden zijn en talrijk zouden worden [Genesis 1:20-23].


In het vijfde millennium (van 4000 AM tot 5000 AM) maakte Jeshua zijn discipelen ‘vissers van mensen[Mattheüs 4:19] en droeg Hij hen op alle volken tot Zijn discipelen te maken [Mattheüs 28:19; Marcus 16:15].


Op de zesde dag kreeg de mens de opdracht om de aarde te bevolken en onder zijn gezag te brengen [Genesis 1:24-31].


In het zesde millennium (van 5000 AM tot 6000 AM) vond een exponentiële bevolkingsgroei plaats en domineert de mens de aarde.


Op de zevende dag rustte God van al Zijn scheppingswerk en zette Hij die dag apart van de andere dagen [Genesis 2:2-3].


In het zevende millennium (van 6000 AM tot 7000 AM) zal, met de wederkomst van Jeshua, het Koninkrijk der hemelen aanbreken, en zullen we in Zijn rust mogen binnengaan [Jesaja 9:6; Mattheüs 24:30; Openbaring 20:4].


Petrus


Petrus moet bekend geweest zijn met deze verborgen verwijzingen in de ‘scheppingsweek’, want in zijn tweede brief wijst hij op de profetische parallel die we bij de tweede scheppingsdag en het tweede millennium zagen: zoals de wereld door Gods woord werd gevormd ‘uit water en door middel van water’, zo is ‘de toenmalige wereld‘ vergaan ‘toen ze door het water werd overspoeld[2 Petrus 3:3-7].


Komst en wederkomst


Zoals het einde van het vierde millennium en het begin van het vijfde millennium de eerste komst markeren van Jeshua, zo zullen het einde van het zesde millennium en het begin van het zevende millennium Zijn tweede komst markeren. Tussen Zijn eerste komst en Zijn tweede komst zit dus tweeduizend jaar, want als de eerste komst van Jeshua zo precies te herleiden is uit de ‘scheppingsweek’, zou Zijn tweede komst dat dan niet zijn?


Jeshua leert ons dat de dag en het uur van Zijn wederkomst alleen bekend zijn bij de Vader [Mattheüs 24:36; Zacharia 14:7]. Maar dat wil niet zeggen dat wij niet mogen proberen te begrijpen hoe ver we zijn in de door God vastgestelde tijd – integendeel. De Vader geeft ons daarvoor immers te veel aanwijzingen.


Als we ervan uitgaan dat er tussen de eerste en de tweede komst van Jeshua tweeduizend jaar zit, is er dan een indicatie te geven van Zijn wederkomst? Laten we eens kijken hoever we komen aan de hand van de Bijbel en andere bronnen.


In Lucas 3:23 lezen we dat Jeshua Zijn verkondiging begint als Hij bijna dertig jaar is. Johannes de Doper is kort daarvoor gevangen genomen door Herodes Antipas [Mattheüs 4:12-17; Marcus 1:14]. Johannes is zijn publieke optreden begonnen in 29 AD, het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius, die regeerde van 14 tot 37 AD [Lucas 3:1]. De meeste chronologen gaan ervan uit dat Johannes ongeveer een jaar heeft gepredikt voor hij gevangen werd genomen. Jeshua zal dus in of omstreeks 30 AD met Zijn verkondiging zijn begonnen. Omdat we uit Johannes 2:13, 6:4 en 13:1 mogen afleiden dat Jeshua ten minste drie keer het Pesach heeft gevierd met Zijn discipelen, is het aannemelijk dat Hij in of omstreeks 33 AD is gekruisigd, opgestaan en naar de Vader is teruggekeerd.


Als er tussen Zijn hemelvaart en Zijn wederkomst twee ‘millenniumdagen’ zitten, dan betekent dat dat Zijn wederkomst nooit veel langer meer kan duren dan één decennium.


Dag van de HEER


Over de dag van de HEER lezen we regelmatig in de Bijbel [Jesaja 13:6, 13:13; Ezechiël 30:3; Joël 1:15; Amos 5:20; Obadja 1:15; Sefanja 1:7; Maleachi 3:23; Johannes 6:39-40]. Uit alles wat er in de Bijbel over de dag van de HEER wordt gezegd, mogen we opmaken dat deze dag letterlijk een dag is van duizend jaar. Naar analogie van de ‘scheppingsweek’ gaat het dan om het zevende millennium vanaf de schepping (van 6000 AM tot 7000 AM).


De dag van de HEER vangt aan als ‘de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt’ en Jeshua, de Zoon van God, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, uit de hemel neerdaalt en Zijn voeten plant op de Olijfberg [1 Thessalonicenzen 4:16; Mattheüs 24:30; Zacharia 14:4].


Waar Israël eeuwenlang naar uit heeft gezien – ‘de opstanding op de laatste dag[Johannes 11:24] – zal dan vervuld worden: de Zoon zal de mensen, die de Vader Hem gegeven heeft, uit de dood opwekken met een onvergankelijk lichaam, en de mensen die in Hem geloven bekleden met een onsterfelijk lichaam [Johannes 6:39-40; Jesaja 26:19; 1Korintiërs 15:51-53].


Voor de heidenvolken en voor Israëls vijanden begint die dag in duisternis, want ze zullen door de Zoon, aan wie de Vader het oordeel geheel heeft toevertrouwd, worden veroordeeld en te schande worden gemaakt vanwege het onrecht en het lijden dat ze, de eeuwen door, Zijn volk hebben aangedaan [Joël 4; Maleachi 3:21; Johannes 5:22].


Voor Israël daarentegen zal de dag van de HEER snel overgaan in stralend morgenlicht [Jesaja 60:2, 60:19; Psalm 37:6], want Jeshua zal het volk bevrijden van zijn vijanden. En dat niet alleen: Hij zal Israël ook bevrijden van zijn zonden [Mattheüs 1:21; Jeremia 33:6-9].


Dan zal Jeshua plaatsnemen op de troon die de Vader voor Hem bestemd heeft, om duizend jaar lang te heersen in Zijn Koninkrijk [Jesaja 9:6; Mattheüs 25:31; Lucas 1:32; Openbaring 20:4]. Zijn heerschappij zal rust en vrede brengen, en de mensen op aarde grote vreugde schenken [Jesaja 2:4, 32:17-18, 65:18]. Een millennium lang.


Adam


Het concept van ‘één dag als duizend jaar’ komen we ook tegen bij Adam.


In Genesis 2:16-17 lezen we dat de mens van alle bomen in de hof vrij mag eten, behalve van ‘de boom van de kennis van goed en kwaad’. Daarvan mag hij niet eten, want, zo zegt God: ‘de dag dat je daarvan eet, zul je zeker sterven’.


Toch leefde Adam nog vele dagen nadat hij van ‘de boom van de kennis van goed en kwaad’ had gegeten. Hij werd zelfs 930 jaar oud [Genesis 5:5].


De dag waarop Adam zou sterven, wanneer hij van de boom zou eten, ziet dan ook op ‘één dag als duizend jaar’. Die dag – waarvan nog zeventig jaar restte toen Adam stierf – representeert namelijk het eerste millennium, waarin de mens door de zondeval werd gescheiden van zijn Schepper en hij voortaan tot zijn dood moest zwoegen voor zijn brood [Genesis 3:19].


Hosea


Ook Hosea moet bekend geweest zijn met het hemelse concept van ‘één dag als duizend jaar’.


Wanneer God, bij monde van de profeet, de Israëlieten voorhoudt dat Hij hen hun wandaden zal vergelden, voorzegt Hij tegelijk dat ze, door de nood gedreven, uiteindelijk ‘weer (zullen) verlangen naar hun God, en hun koning David’ en naar Hem zullen terugkeren [Hosea 3:5]. Enkele hoofdstukken verder lezen we dan het volgende over die voorzegde ommekeer bij het volk:


Hosea 6:2Hij redt ons na twee dagen van de dood, de derde dag doet Hij ons opstaan: in Zijn nabijheid zullen wij leven.


De ‘twee dagen van de dood’ zien zonder twijfel op de periode dat het Joodse volk – nadat het in 70 AD met geweld uit zijn land was verdreven [Lucas 21:20-22] – bijna tweeduizend jaar gedwongen moest wonen te midden van de heidenvolken, waar het werd veracht, opgejaagd, geknecht en met uitroeiing bedreigd. Het was voor het Joodse volk een hel op aarde [Deuteronomium 28:63-66; Daniël 12:1; Mattheüs 24:21]. Na die twee ‘millenniumdagen’ – waarin het leek alsof zijn levensdraad was afgesneden [Ezechiël 37:11] – zou Israël echter worden gered. De terugkeer van het volk en het herstel van het land sinds 1948 zijn daarvan het overtuigende bewijs: het is de vooruitbetaling die God heeft beloofd [Jesaja 40:10, 62:11].


Maar op de derde dag komt de Mensenzoon en zal Hij het volk van Jacob doen opstaan: zij die van Zijn volk dan leven zal Hij samenbrengen en in ere herstellen, zij die van Zijn volk dan zijn ontslapen zal Hij uit de dood opwekken, allen die Zijn stem zullen horen [Johannes 5:25, 6:39-40; Hebreeën 4:6-9].


Het zal het langverwachte moment zijn dat de Zoon zich aan het volk bekend zal maken, zoals eertijds Jozef zich aan zijn broers bekendmaakte [Genesis 45:4-5]. Vol mededogen zal Jeshua hen opnieuw bij zich roepen, hen omhelzen en vergeven en zullen ze in Zijn nabijheid leven, duizend jaar lang.


Lazarus


In het ontroerende verhaal over de opwekking van Lazarus zit, net als hiervoor bij Hosea, ook een profetisch perspectief over het moment van Jeshua’s wederkomst.


Terwijl Jeshua wist dat Lazarus ziek was, ‘bleef Hij toch nog twee dagen waar Hij was[Johannes 11:6]. Het was namelijk nog niet het door de Vader gekozen moment om naar Lazarus te gaan. Want Jeshua zou Lazarus niet enkel genezen van zijn ziekte, maar Hij zou hem opwekken uit de dood.


Lazarus – wiens naam ‘God is helper’ betekent – is daarmee een voorafbeelding van Israël. Want zoals Jeshua twee dagen wachtte voordat Hij naar Judea terugging om Lazarus uit de dood op te wekken, zo wacht Jeshua nu al bijna tweeduizend jaar voordat Hij op de Olijfberg terugkomt [Handelingen 1:11] om iedereen, die Hem ziet en in Hem gelooft, uit de dood op te wekken [Johannes 6:40].


Genezingen op sabbat


Op weer een andere manier, zit ook een hoopvol profetisch perspectief in de zeven genezingen die Jeshua op de zevende dag, de sabbat, verrichtte [Johannes 5:1-18; Marcus 1:21-28; Marcus 1:29-31; Marcus 3:1-6; Johannes 9:1-16; Lucas 13:10-17; Lucas 14:1-6].


Deze genezingen op de zevende dag, de sabbat, verwijzen namelijk stuk voor stuk naar het zevende millennium, wanneer Jeshua duizend jaar lang zal heersen in het Koninkrijk van de Vader en Hij Zijn volk van al hun ziekten zal bevrijden [Mattheüs 12:8; Jesaja 33:24], zoals Jesaja al voorzegde:


Jesaja 53:4aMaar Hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam.


Verborgen mysterie


De lijst met profetische parallellen, verwijzingen en vervullingen die we in de Bijbel aantreffen over de tijd waarin wij leven en de tijd waar we naar uitzien, kan moeiteloos worden uitgebreid met andere voorbeelden, als we ons maar laten leiden door de heilige Geest. Want alleen door de Geest kunnen we delen in Zijn wijsheid. En naarmate we delen in Zijn wijsheid, kunnen we getuigen van Zijn grootheid, en van de grootheid van de Zoon, die ons de grootheid van de Vader heeft getoond door het werk te volbrengen dat Hij Hem had opgedragen [Johannes 17:4].


1 Korintiërs 2:7 [EV]Wat wij bekendmaken is Gods wijsheid in een mysterie dat verborgen is en dat God vóór alle tijden heeft voorbestemd tot onze heerlijkheid.


Vader, wacht niet langer, breng het alles in deze tijd tot stand!


Bas van Twist, juni 2023



3.385 weergaven1 opmerking
bottom of page