Net zomin als wij ooit de onmetelijke grootheid van God, de Vader, kunnen bevatten, kunnen we de unieke relatie tussen de Vader en de Zoon bevatten.
Opvallend meer dan de andere apostelen, gaat Johannes in zijn beschrijving van het evangelie in op het wezen van de Zoon en op Zijn relatie tot de Vader. Bij het lezen voel je bijna hoe Johannes heeft gezocht naar de woorden om zijn lezers duidelijk te maken wie de Zoon werkelijk is en wat Hij voor ons allemaal betekent. Maar in zijn proloog geeft Johannes daarvan misschien wel de mooiste samenvatting die er bestaat:
Johannes 1:1-5 [NBV/EV] – In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Hij was in het begin bij God. Alles is door Hem ontstaan en zonder Hem is niets ontstaan van wat bestaat. In het Woord was het leven, en het leven was het licht voor de mensen. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen.
Het Woord dat mens werd
Met het Woord dat in het begin bij God was doelt Johannes op Jeshua, de enige Zoon van God die mens is geworden.
Johannes 1:14 – Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben Zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.
Johannes wijst erop dat alles wat bestaat door het Woord van God is ontstaan en dat zonder het Woord niets is ontstaan van wat bestaat. Met andere woorden: zonder het Woord, dat in de mens Jeshua naar de wereld is gekomen, zou er geen schepping zijn geweest en zouden wij niet bestaan.
Op onnavolgbare wijze bevestigt ook Paulus dit in zijn brief aan de gemeente in Kolosse:
Kolossenzen 1:15-17 – Beeld van God, de onzichtbare, is Hij, eerstgeborene van heel de schepping: in Hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door Hem en voor Hem geschapen.
Ook de schrijver van de Hebreeënbrief leert dat alles is ontstaan en in stand wordt gehouden door het Woord van God, dat mens is geworden.
Hebreeën 1:3 – In Hem schittert Gods luister, Hij is Zijn evenbeeld, Hij schraagt de schepping met Zijn machtig woord (…)
Hebreeën 11:3 [NBV/WV] – Door het geloof erkennen wij dat de wereld tot stand is gekomen door het Woord van God (…)
Door de eerste
Dat alles in de hemel en alles op aarde is geschapen door en voor de Zoon, de ‘eerstgeborene van heel de schepping’ [Kolossenzen 1:15], kan eveneens worden afgeleid uit de allereerste woorden in de Hebreeuwse Bijbel. Hoewel die doorgaans worden vertaald met: ‘In het begin (be re-shiet) schiep God de hemel en de aarde’ [Genesis 1:1], had deze zin ook vertaald kunnen worden met: ‘Door de eerste schiep God de hemel en de aarde.’
Dat God de wereld heeft geschapen door en voor de Zoon, voor en door wie Hij ook al Zijn plannen zal voltooien, zowel met Zijn volk Israël als met de wereld, lijkt Hij Zijn volk ook duidelijk te willen maken, wanneer Hij, bij monde van Jesaja, hen de volgende retorische vragen stelt:
Jesaja 40:12-21 – Wie heeft de wateren met holle hand omvat, de hemel gemeten met een ellenmaat? Wie heeft het stof van de aarde met een maatlepel afgepast? Wie heeft de bergen gewogen op een weegschaal, de heuvels met balans en gewichten? (…) Weet je het niet? Heb je het niet gehoord? Is het je niet van meet af aan verteld? Is het niet al helder sinds de grondvesting van de wereld?
Voordat de wereld bestond
Dat alles is ontstaan door en voor de Zoon, impliceert dat de Zoon al bij de Vader was voordat de wereld werd geschapen. En dat was Hij ook. We mogen dat afleiden uit de woorden van Jeshua zelf, wanneer Hij, na Zijn laatste seidermaaltijd, de Vader vraagt om Hem te verheffen tot de grootheid die Hij bij Hem had ‘voordat de wereld bestond’ [Johannes 17:5; www.wachters.nu/post/voordat-de-wereld-bestond; Openbaring 3:14].
Dat de Zoon er al was voordat de wereld bestond, kunnen we ook afleiden uit het Bijbelboek Spreuken [Spreuken 3:19]. Daar verhaalt Wijsheid – in de Joodse traditie een personificatie van het Woord – op schitterende wijze over Gods scheppingswerk.
Spreuken 8:22-31 [NBV/EV] – Toen Hij Zijn scheppingswerk begon, riep Hij eerst Mij. Van eeuwigheid af ben Ik gezalfd geweest, vanaf het begin, vanaf de tijden voordat de aarde er was. (…) Ik was erbij toen Hij de hemel zijn plaats gaf en een cirkel om het water trok, de wolken aan de hemelkoepel plaatste, de oceanen bruisend op liet wellen, toen Hij aan de zeeën grenzen stelde, het water met Zijn bevel zijn plaats gaf, de fundamenten van de aarde legde. Ik was Zijn lieveling, een bron van vreugde, elke dag opnieuw. Ik was altijd verheugd in Zijn aanwezigheid, vond vreugde in Zijn hele aarde en was blij met alle mensen.
Een aantal hoofstukken verder lezen we opnieuw, wederom in de vorm van een aantal retorische vragen, over de schepping in relatie tot de Vader en Zijn Zoon, die als mens naar de wereld kwam.
Spreuken 30:4 [NBV/EV] – Wie werd verhoogd in de hemel en daalde af? Wie heeft de wind met Zijn handen gevangen? Wie heeft het water in Zijn mantel gebonden? Wie heeft de grenzen van de aarde bepaald? Noem Mij Zijn naam, en de naam van Zijn Zoon, als je die kent.
De eniggeboren God
Johannes benadrukt er in zijn proloog op dat de Zoon, net als het Woord, God is:
Johannes 1:18 – Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft Hem doen kennen.
In de Griekse grondtekst staat het nóg duidelijker. Daar staat letterlijk: ‘Niemand heeft ooit God gezien, maar de eniggeboren God, die aan het hart van de Vader rust, Hij heeft Hem doen kennen.’
Dat de Zoon van nature ook God is, is vanzelfsprekend, want Hij is de Zoon van ‘de enige ware God’ [Johannes 17:3], ‘de God van Abraham, Izaak en Jacob’ [Exodus 3:16]. Hij is ‘Zijn evenbeeld’ [Hebreeën 1:3].
Hoewel de Zoon en de Vader naar hun aard beiden God zijn, is de Vader toch méér dan de Zoon. Dat maakt Jeshua de discipelen heel duidelijk:
Johannes 14:28 [WV] – Je hebt gehoord wat Ik zei: niet alleen dat Ik heenga, maar ook dat Ik bij jullie terugkom. Als jullie Mij liefhadden, zou het jullie met vreugde vervullen dat Ik heenga naar de Vader, want de Vader is groter dan Ik.
En daarom zegt Jeshua ook tegen Maria uit Magdala, als ze Hem na Zijn opstanding vastgrijpt:
Johannes 20:17 – Houd Me niet vast (…). Ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen dat Ik opstijg naar Mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar Mijn God, die ook jullie God is.
Gelijk een mens
Toen de Zoon als mens naar de wereld kwam, deed Hij tijdelijk afstand van de grootheid die Hij, als God, bij de Vader had [Johannes 20:28].
Filippenzen 2:6-7 – Hij die de gestalte van God had, hield Zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens.
Maar veertig dagen na Zijn opstanding uit de dood, kreeg de Zoon Zijn grootheid terug, toen Hij weer mocht plaatsnemen ‘aan de rechterzijde van Gods hemelse majesteit’ [Hebreeën 1:3; Psalm 110:1; Handelingen 7:55-56]. De glorie van de Zoon is niet zijn eigen glorie, maar die van Zijn Vader en Zijn God.
De wil van de Vader
De Zoon heeft op aarde de grootheid van de Vader getoond door Zijn wil te doen, door het werk te volbrengen dat de Vader Hem had opgedragen [Johannes 4:34].
Alles wat Jeshua, als evenbeeld van de Vader, verkondigde, waren de woorden die Hij namens de Vader sprak. En alles wat Hij deed, was het werk dat de Vader door Hem verrichtte.
Johannes 5:19 – (…) ‘Waarachtig, Ik verzeker u: de Zoon kan niets uit zichzelf doen, Hij kan alleen doen wat Hij de Vader ziet doen; en wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier.
De Zoon is een afspiegeling van de Vader. Hij is Zijn evenbeeld. In de Zoon wordt de Vader zichtbaar. De Zoon openbaart wie de Vader is. Dat maakt Jeshua de discipelen opnieuw duidelijk als Filippus Hem vraagt om hen de Vader te laten zien.
Johannes 14:9-10 – Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je Me niet, Filippus? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien? Geloof je niet dat Ik in de Vader ben en dat de Vader in Mij is? Ik spreek niet namens Mezelf als Ik tegen jullie spreek, maar de Vader die in Mij blijft, doet Zijn werk door Mij.
De grootheid van de Vader
Nooit ging het de Zoon om zichzelf. Integendeel. Hij kwam naar de wereld om te dienen en Zijn leven te geven als losgeld voor velen [Marcus 10:45; Hebreeën 10:5-10]. Met Zijn offer bracht Hij verzoening voor de zonden van de mensen [Johannes 3:16; Marcus 10:45; 1 Johannes 2:2].
En straks, bij de voltooiing van de wereldtijden, zal de Vader alles in de hemel en alles op aarde onder de heerschappij van Zijn Zoon brengen [Efeziërs 1:7-10], ‘want Hij moet koning zijn totdat ‘Hij alle vijanden aan Zijn voeten heeft gelegd’ [1 Korintiërs 15:25].
Dat moment zal spoedig aanbreken, wanneer de ‘Zoon van de Allerhoogste’ [Lucas 1:32] met de wolken des hemels en bekleed met macht en grote luister, zal wederkomen om af te rekenen ‘in de hemel met de machten van de hemel, en op aarde met de vorsten van de aarde’ [Jesaja 24:21-22, 63:3-6]. God, de Allerhoogste, zal hen hun macht ontnemen en die geven aan Zijn Zoon, die zal plaatsnemen op de glorierijke troon die Hij al vóór de grondlegging van de wereld voor Hem bestemd had [Psalm 2:7-9; Daniël 7:14].
Vanuit Jeruzalem, het centrum van Gods Koninkrijk, zal koning Jeshua heersen. Zijn heerschappij zal zich gaandeweg uitstrekken tot ver buiten Israëls grenzen, ja, tot het de gehele aarde omvat [Daniël 7:14; www.wachters.nu/laat-uw-koninkrijk-komen].
Een volmaakte schepping
En wanneer alle vijandschap en rebellie tegen God zal zijn verdwenen, de dood zal zijn verslonden, alle mensen de liefde van de Vader zullen hebben leren kennen en de schepping zal bruisen van opstandingsleven, zal de Zoon alles hebben volbracht wat de Vader Hem had opgedragen [Johannes 17:2-4]. Om het met de woorden van Paulus te zeggen:
Kolossenzen 1:18-20 – Oorsprong is Hij, eerstgeborene van de doden, om in alles de eerste te zijn: in Hem heeft heel de volheid willen wonen en door Hem en voor Hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met Zijn bloed aan het kruis.
De Zoon zal een volmaakte schepping – een schepping die weer bekend is met Gods liefde – teruggeven aan Hem van wie Hij haar ontvangen had.
1 Korintiërs 15:28 – En op het moment dat alles aan Hem onderworpen is, zal de Zoon zichzelf onderwerpen aan Hem, die alles aan Hem onderworpen heeft, opdat God over alles en allen zal regeren.
En daarmee is de cirkel rond. De Zoon zal zich ondergeschikt maken aan de Vader en daarmee het bewijs leveren dat het Hem, in alles wat Hij zei en in alles wat Hij deed, steeds ging om de grootheid van de Vader.
Johannes 3:16 – Want God had de wereld zo lief dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
Herinneren
Nederig, maar vrijmoedig, mogen we de Vader dag en nacht herinneren aan Zijn beloften van herstel voor het land en volk van Israël [Jesaja 62:6-7], moedigen we Hem aan de hemel open te scheuren en af te dalen [Jesaja 63:19, 64:2]. Want dan zal de Vader, door Zijn Zoon, recht doen aan Zijn geliefde volk en aan allen die Hem toebehoren [Lucas 18:7]. Dan zal Jeruzalem Hem weer vreugde geven en Hem lof en roem brengen bij alle volken op aarde [Jeremia 33:9].
Dan zal het weer zijn zoals de Vader het bedoelde, toen Hij in en door en voor Zijn geliefde Zoon alles schiep.
Zoals de Zoon met heel Zijn wezen Zijn Vader en Zijn God verheerlijkt, zo mogen wij God, de Vader, eren door een evenbeeld te zijn van Zijn Zoon [Jesaja 61:10; Johannes 15:8; Romeinen 8:29, 15:6].
Bas van Twist, december 2023
Maranatha!
Dankjewel Bas, zo heerlijk om te lezen, eigenlijk zo eenvoudig….Vader! Uw naam wordt geheiligd, het koninkrijk is komende, God van Abraham, Isaak en Jakob, God van Israël, wacht niet langer!!!