Emoties
Elk mens kent emoties. Ze zeggen iets over onze innerlijke gemoedsbeleving. Niet zelden worden emoties opgeroepen door bepaalde gebeurtenissen of situaties en hebben ze invloed op ons gedrag. En of we onze gevoelens nu meer of minder uiten, we hebben er allemaal mee te maken.
Maar heb je er weleens bij stilgestaan dat ook God emoties heeft? Dat lijkt misschien wat al te menselijk van Hem gedacht, maar dat is het beslist niet. Waarom zouden we Hem anders Vader mogen noemen [Mattheüs 6:9; Johannes 20:17]? Bovendien zijn wij geschapen ‘als evenbeeld van God’ [Genesis 1:27]. Het is dus veeleer dat wíj emoties hebben, omdat God, de Vader, ze heeft.
En hoewel wíj nogal eens onze gevoelens voor anderen proberen te verbergen, doet God dat juist níet. Integendeel. God laat het weten wanneer Hij verheugd is of verdrietig, wanneer Hij iemand liefheeft of haat, wanneer Hij berouw heeft of jaloers is, wanneer Hij woedend is of met ontferming bewogen. God maakt van Zijn hart geen moordkuil.
Als God zijn gevoelens uit, is dat dikwijls in relatie tot Zijn volk. Logisch, want van geen ander volk houdt Hij zoveel als van Israël.
Jesaja 43:4 – Jij bent zo kostbaar in Mijn ogen, zo waardevol, en Ik houd zo veel van je dat Ik de mensheid geef in ruil voor jou, ja alle volken om jou te behouden.
Dezelfde
Nogal wat gelovigen uit de heidenvolken hebben moeite met die uitverkoren positie van Israël. Ze vinden het niet terecht en niet eerlijk ten opzichte van hen en van de andere volken. Bovendien menen zij veelal ook dat de God van het Nieuwe Testament er andere maatstaven op nahoudt dan de God van het Oude Testament. Maar dat is níet wat God zelf zegt.
Jesaja 46:4 – Tot in je ouderdom blijf Ik dezelfde, tot in je grijsheid zal Ik je steunen. Wat Ik gedaan heb, zal Ik blijven doen, Ik zal je steunen en beschermen.
Gelovigen die Gods weg met het Joodse volk hekelen en niet (willen) accepteren dat Israëls roeping en eerstgeboorterecht juist tot zegen bedoeld zijn voor alle volken op aarde, bekritiseren ten diepste Gods reddingsplan voor de wereld [Jesaja 43:1, 48:12; Romeinen 11:29; Exodus 4:22; Genesis 12:3, 26:4 HSV].
De uitverkiezing van Israël tot Gods dienaar, door wie Hij Zijn luister aan de wereld zal tonen, is trouwens niet iets vrijblijvends [Jesaja 43:7, 49:3].
Deuteronomium 10:12-13 – Israël, bedenk dus dat de HEER, uw God, niets anders van u vraagt dan dat u ontzag voor Hem toont, dat u de weg volgt die Hij u wijst, dat u Hem liefhebt, Hem met hart en ziel dient en Zijn geboden en wetten, die ik u vandaag voorhoud, naleeft; dan zal het u goed gaan.
Ontrouw
Aan Israëls uitverkiezing zitten dus verplichtingen. Als Israël die met hart en ziel nakomt, zal de HEER Zijn volk daarvoor op velerlei manieren rijkelijk belonen [Deuteronomium 28:1-14]. Maar als Israël die verplichtingen verzaakt en God de rug toekeert, zal Hij het volk straffen, zelfs zwaarder dan Hij ooit met iemand anders heeft gedaan of zal doen [Deuteronomium 28:15-68; Ezechiël 5:7-9; Hosea 13:9].
Als je goed op je in laat werken welke vervloekingen over het volk zullen komen wanneer het níet naar de HEER luistert, dan lopen de rillingen je over de rug. Dan begrijp je pas echt goed wat Mozes bedoelt als hij het volk voorhoudt dat het kan kiezen uit leven en dood, voorspoed en tegenspoed [Deuteronomium 30:15].
Je hoort nogal eens dat liefde en haat dichtbij elkaar liggen, dat degenen waar je het meeste van houdt, je het meeste pijn kunnen doen. Ik denk dat dat juist is en dat dát ook de oorzaak is van het grote contrast tussen de zegeningen en vervloekingen die God, bij monde van Mozes, Zijn volk voorhoudt. Want juist omdát God zoveel van Israël houdt, doet het Hem zoveel pijn als het volk Hem de rug toekeert en andere goden achterna loopt.
Om de Israëlieten duidelijk te maken wat Hij voor hen voelt, vergelijkt God Zijn relatie met hen vaak met een verhouding die tot hun verbeelding spreekt. Zoals die tussen een herder en zijn schapen [Ezechiël 34:12], een vader en zijn zoon [Lucas 15:11-32; Jeremia 31:20] of een bruidegom en zijn bruid [Jesaja 62:5; Jeremia 2:2; Johannes 3:29].
Huwelijk
Misschien nog wel het meest vergelijkt God zijn relatie met Zijn volk met een huwelijk tussen een man en zijn vrouw.
Jesaja 54:5 – Want je maker neemt je tot vrouw, HEER van de hemelse machten is Zijn naam.
God gebruikt dat beeld, omdat in geen andere relatie de liefde, zoals Hij die bedoelt, beter tot uiting komt dan in een huwelijk tussen een man en zijn vrouw.
Maar niet alleen om Zijn volk duidelijk te maken hoeveel Hij van hen houdt, gebruikt God het beeld van een gehuwde man en zijn vrouw, ook om het volk te laten inzien hoe diep het Hem krenkt als het volk Hem ontrouw wordt.
Jeremia 3:2 – Je wachtte je minnaars op langs de weg, zoals een rover wacht in de woestijn. Je hebt dit land besmeurd met je overspel, je schandelijk gedrag.
Woedend was God toen hun overspelig hart Hem verliet en hun ogen naar hun afgoden lonkte. Hun trouweloosheid en misdragingen kon Hij eenvoudigweg niet ongestraft laten. Maar het was wel met grote tegenzin dat Hij onheil over hen bracht [Jeremia 42:10; Klaagliederen 3:33].
Jeremia 2:19 – Je eigen kwaad zal je straffen, je eigen ontrouw keert zich tegen je. Weet wel: doordat je Mij verlaten hebt, voor Mij geen ontzag meer hebt, loopt het jammerlijk met je af – spreekt de HEER, de God van de hemelse machten.
En dat heeft het volk geweten toen het vanaf het jaar 70 met geweld zijn land werd uitgejaagd en gedurende negentien eeuwen in ballingschap moest verblijven. Het was een tijd van enorme verschrikkingen, zoals het volk nooit eerder had meegemaakt, en gelukkig ook nooit meer hoeft mee te maken [Daniël 12:1; Mattheüs 24:21].
Tot tweemaal toe werd één derde van het volk uitgeroeid [Zacharia 13:8]: aan het begin van die verschrikkelijke tijd, tijdens de Joodse Oorlog en de daaropvolgende Bar Kochba-opstand, en aan het einde daarvan, tijdens de Shoah.
Geen ander volk werd de eeuwen door zo geminacht, vervolgd en onderdrukt als uitgerekend het volk door God gemaakt, geschapen en gevormd omwille van Zijn majesteit [Jesaja 43:7]. Tweeduizend jaar lang beleefde het Joodse volk de hel op aarde, beproefde God Zijn volk in de smeltoven van de ellende [Jesaja 48:10].
Ontroostbaar
Maar God was niet alleen woedend op Zijn ontrouwe bruid, via de profeten weten we dat Hij ook ontroostbaar was om de ondraaglijke lijdensweg die zij moest gaan als gevolg van haar overspel.
Jesaja 22:4 – Daarom zeg Ik: 'Laat Mij nu alleen. Bittere tranen zal Ik wenen om de ondergang van Mijn volk. Tracht niet langer Mij te troosten.'
Jeremia 14:17 – (…) Laten Mijn ogen vloeien van tranen, nacht en dag. Ogen, kom niet tot rust, want Mijn volk is deerlijk verwond, niet te helen is zijn letsel.
Klaagliederen 2:11-12 – Mijn ogen zijn door tranen verteerd, Mijn ingewanden staan in brand, Mijn maag keert zich om – vanwege de wonden van Mijn volk, omdat kind en zuigeling versmachten op de pleinen van de stad. Ze blijven hun moeders vragen: 'Is er geen brood en wijn?', versmachtend op de pleinen van de stad, als gewonden op het slagveld; in de armen van hun moeders stroomt het leven uit hen weg.
Hartverscheurend. Voor het Joodse volk. En voor God. Want in al zijn nood was ook Hijzelf in nood [Jesaja 63:9]. God was erbij. Ook al had Hij Zich voor Zijn volk verborgen. Hij was erbij toen ze werden verdreven, mishandeld of gedood.
Messiaans lijden
Israëls lijden was ook een messiaans lijden. Net als Jeshua, Gods eniggeboren Zoon, moest ook Israël, Gods eerstgeboren zoon, de beker van onschuldig, plaatsvervangend lijden en sterven tot de laatste druppel leegdrinken [Psalm 44:21-23; Jesaja 51:17; Kolossenzen 1:24 NB].
Ontelbare malen klonk de schreeuw: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ [Psalm 22:2] uit de keel van de miljoenen, onschuldig vermoorde Joodse mannen, vrouwen en kinderen.
De Vader was erbij in al hun benauwdheid. Maar dat niet alleen: Hij verloste hen ook [Jesaja 43:2-3]. Na hun lijden en hun dood werden ze, net als de arme Lazarus, door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten.
Ogenblik
Tweeduizend jaar lang – voor de Eeuwige was het slechts ‘één ogenblik’ [Jesaja 54:7-8] – had God in laaiende toorn Zijn gezicht verborgen voor Zijn volk, leek het alsof Hij niet meer begaan was met het volk [Jesaja 54:7-8, 63:9]. Maar toen kon en wilde Hij Zich niet langer meer verbergen voor Zijn geliefde. Hij móest zich weer over hen ontfermen [Jeremia 31:20]. De Vader kon niet langer aanzien wat de naties Zijn volk aandeden, en Hij riep hen terug.
Jeremia 3:12 – Kom terug, ontrouw Israël – spreekt de HEER –, dan zal Ik Mijn woede laten varen, want Ik ben vol genade, niet eeuwig duurt Mijn toorn – spreekt de HEER.
God besloot terug te gaan naar Zijn overspelige bruid en tot haar hart te spreken, om haar weer tot zich te nemen en haar ontrouw te vergeven, om haar te reinigen van alle wandaden waarmee ze willens en wetens tegen Hem gezondigd had [Hosea 2:15-19; Jesaja 54:5; Jeremia 33:8].
Hosea 2:21-22 – Ik zal je voorgoed tot Mijn vrouw maken, Ik zal je hecht aan Mij verbinden, door liefde en ontferming. Mijn vrouw zul je zijn, want Ik beloof je trouw, en jij zult de HEER toegewijd zijn.
Jeremia 31:3-5 – Van ver ben Ik naar je toe gekomen, vrouwe Israël. Ik heb je altijd liefgehad, Mijn liefde zal je altijd vergezellen. Ik breng je weer tot bloei. Je zult weer dansen in de rei en de tamboerijnen laten klinken. In Samaria’s bergen zul je wijngaarden planten, en mogen eten van de eerste vruchten.
In mei 1945 greep God in, redde Hij Zijn volk uit de handen van zijn vernietiger, is Hij weer naar hen toegekomen en heeft Hij een dikke streep getrokken onder het onnoemelijke lijden van Zijn volk [Jesaja 25:9]. Sindsdien is voor Israël eindelijk de tijd van genade aangebroken [Psalm 102:14].
De bruid mag zich klaarmaken voor haar Man. En zij is daar druk mee bezig – zoveel is wel duidelijk als we zien hoe het land, het volk en de heilige stad Jeruzalem in sneltreinvaart worden hersteld en opgebouwd; ook in geestelijke zin.
Nee, niet de kerk is de bruid, dat is nog een hardnekkig misverstand uit de christelijke vervangingsleer.
In de bres
Gods majestueuze reddingsplan met Israël en via Israël met de wereld, krijgt pas echt diepte, als je mag inzien en ervaren hoeveel God van Zijn volk houdt.
Het grootste gebod is dat we God liefhebben met heel ons hart, met heel onze ziel, met heel onze kracht en met heel ons verstand, en onze naaste als onszelf [Lucas 10:26-28]. Maar hoe zouden we de Vader echt lief kunnen hebben als we niet ook het volk liefhebben waarvan Hij zoveel houdt, en daarvoor in de bres springen als het wordt beticht en belaagd?
Zacharia 1:14-15 – Brandend van liefde neem Ik het op voor Jeruzalem en Sion, en ziedend van woede ben Ik op de zelfgenoegzame volken. Ik had Mijn toorn immers al weer laten varen, maar zij hebben Mijn volk steeds harder aangepakt.
Als wachters proclameren we Gods beloften van herstel, troost en overwinning voor het land en volk van Israël, de bruid van Zijn verbond. Het zijn emotievolle woorden, die recht uit het Vaderhart komen.
Soms gaat dat gepaard met tranen. Niet van verdriet, maar van mededogen, liefde en ontferming. Het zijn de tranen van God, die Zich weer ontfermt over Zijn volk. Het zijn de tranen van de Herder, omdat Zijn verdwaalde schapen weer terugkeren naar hun stal. Het zijn de tranen van de Vader, omdat Zijn eerstgeboren zoon, na tweeduizend jaar ellende, eindelijk weer naar huis komt. Het zijn de tranen van de Bruidegom, omdat Zijn bruid weer naar Hem terugkeert en zich gereed maakt voor het grote bruiloftsfeest.
Bas van Twist, mei 2022
Wat een prachtige blog over de liefde van de Vader, tot Zijn eer! Het (gekwetste) Vaderhart dat sprak: Ach, Efraïm, hoe zou ik jou (ondanks alles) ooit kunnen prijsgeven...je laten ondergaan als Seboïm, ZAL heel Israël zalig maken!
Zeer bedankt voor deze blog, Bas!