Groot in het kleine
De grootheid van God wordt vaak zichtbaar in het kleine. Dat beeld komen we dan ook regelmatig tegen in de Bijbel en het druist in tegen onze menselijke logica. Misschien is het juist daarom wel dat God, als Hij ons Zijn macht en majesteit wil tonen, daarvoor vaak iets gebruikt dat in onze ogen onbeduidend, zwak of onbestaanbaar is [1 Korintiërs 1:27].
Jeremia 32:27 – Ik ben de HEER, de God van al wat leeft. Is er ook maar iets dat voor Mij onmogelijk is?
Ik denk dat we nergens duidelijker Gods grootheid kunnen zien dan in Zijn reddingsplan voor onze verloren wereld. Gaandeweg werden de contouren van dat plan zichtbaar. Maar naarmate dat plan vorm kreeg, leek het ook steeds fragieler te worden om ooit verwerkelijkt te kunnen worden. Want steeds dreigde het te mislukken, vooral omdat Satan er alles aan deed om het plan onderuit te halen [Jesaja 14:12-14; Ezechiël 28:11-16] en zo de gevallen mens van zijn redding af te houden.
Gods plan leek vanaf het begin al twijfelachtig, want uit alle volken op aarde koos Hij uitgerekend het kleinste om Zijn dienaar te zijn en om Zijn luister te tonen [Jesaja 43:7, 49:3].
Deuteronomium 7:6-8 [NBV/EV] – Want u bent een volk dat aan de HEER, uw God, is gewijd. U bent door Hem uitgekozen om, anders dan alle andere volken op aarde, Zijn kostbaar bezit te zijn. Het is niet omdat u talrijker bent dan de andere volken dat Hij u lief kreeg en uitkoos – u bent het kleinste van allemaal! Maar omdat Hij u liefheeft en zich wil houden aan wat Hij uw voorouders onder ede heeft beloofd …
Door grote wonderen en indrukwekkende daden te verrichten ten overstaan van de kleinste van alle volken, zou de HEER zich een Naam vestigen op aarde, opdat alle andere volken zouden erkennen dat in Zijn hand macht en kracht besloten liggen en niemand zich tegen Hem zou kunnen verzetten [2 Kronieken 20:6].
2 Samuel 7:23 [NBV/EV] – En wie kan zich meten met Israël, Uw volk? Het is het enige volk op aarde waarvoor God zich heeft ingezet om het vrij te kopen en tot Zijn volk te maken, om zo voor zichzelf een Naam te vestigen door middel van grootse en indrukwekkende daden …
Uit dat volk, door Hem geschapen, gemaakt en gevormd omwille van Zijn majesteit [Jesaja 43:7], zou God een Redder doen voortkomen, niet alleen voor Israël, maar voor alle volken, voor alle mensen [Jesaja 49:6]. Die Redder zou Zijn eigen Zoon zijn [Psalm 2:7; Lucas 1:26-35]. En zoals de Vader beloofde, zond Hij Zijn Zoon “om de wereld door Hem te redden” [Johannes 3:16-17], “om te zoeken en te redden wat verloren was” [Lucas 19:10].
Schijn bedriegt
Zoals gezegd, leek Gods reddingsplan, vanuit menselijk perspectief bezien, al snel gedoemd te mislukken. Want toen God met Abraham een verbond sloot en hem beloofde hem uitermate vruchtbaar te maken en te stellen tot een bron van zegen voor alle volken op aarde [Genesis 12:2], waren Abraham en zijn vrouw Sara niet alleen kinderloos, maar ook al op zeer hoge leeftijd gekomen. En hoe zou Sara “op haar negentigste nog een kind ter wereld kunnen brengen?” [Genesis 17:17].
Naar de mens gesproken zou het heilsplan hier al zijn opgehouden. Maar níet voor de Almachtige. Want wat voor Abraham en Sara onmogelijk leek, gebeurde: de Eeuwige schonk hen, zoals Hij had beloofd, een zoon: Izaäk, met wie Hij het verbond voortzette [Genesis 17:19].
Maar al spoedig dreigde de heilsbelofte opnieuw te stranden, want Rebecca, de vrouw van Izaäk, bleek onvruchtbaar [Genesis 25:21]. Pas nadat Izaäk vurig voor haar had gebeden, verhoorde God zijn gebed en schonk Hij Rebecca een tweeling. En zoals God Rebecca al had voorzegd, zette Hij met Jacob, de jongste, Zijn verbond voort [Genesis 28:13-16].
Al snel diende zich weer een nieuwe tegenslag aan toen er hongersnood uitbrak in het land en Jacob zich gedwongen zag om met zijn familie naar Egypte te vluchten. Door een uitzonderlijke samenloop van omstandigheden, bleek Jacobs dood gewaande lievelingszoon Jozef daar onderkoning te zijn geworden [Genesis 37, 39-41]. De familie was gered en zou vele generaties in Egypte blijven wonen.
Naarmate de tijd verstreek nam het Joodse volk in aantal toe. Op enig moment kwam in Egypte een farao aan de macht die Jozef niet gekend had en die het Joodse volk vreesde. Hij dwong hen als slaven te werken en probeerde met listige plannen zich van het volk te ontdoen. Het zag er heel somber uit voor Jacobs nageslacht.
Maar zoals de HEER Abraham verzekerd had, zou Hij het nageslacht van Zijn vriend [Jesaja 41:8] terugbrengen naar het land dat Hij hun onder ede beloofd had [Genesis 15:13]. Nadat het volk getuige was geweest van de grote wondertekenen waarmee God de Egyptenaren en de omringende volken Zijn macht had getoond, leidde de HEER Zijn volk uit Egypte, op de dag af precies 430 jaar nadat Hij Zijn eeuwig verbond met Abraham had gesloten [Exodus 12:41; Galaten 3:17].
De aanhouder wint niet altijd
Satan had opnieuw de slag verloren, maar hij zou niet opgeven Gods reddingsplan te saboteren. Hardnekkig zou hij blijven proberen Gods volk te vernietigen om zo de komst van de beloofde Redder onmogelijk te maken [Psalm 83:4-5]. In de Bijbel kunnen we daar regelmatig over lezen.
De geschiedenis heeft uitgewezen tot welke verschrikkingen Satans duivelse inspanningen om Gods reddingsplan te torpederen hebben geleid. Want telkens weer wist Satan, als “de heerser van deze wereld” [Johannes 14:30], een bondgenootschap te sluiten met de machtigen der aarde in een poging om Gods volk uit te roeien, om hun land te bezetten, om Jeruzalem in te nemen en op de Sion zijn zetel te plaatsen [Jesaja 14:13; Daniël 9:27].
Twee generaties geleden was het Satan bijna gelukt om het Joodse volk uit te roeien. Gods plan leek definitief te zijn mislukt. Niemand hield er eigenlijk nog rekening mee dat het Joodse volk ooit nog zou terugkeren naar het land van zijn voorouders, zoals God bij monde van de profeten herhaalde malen had beloofd.
Maar het onmogelijke gebeurde toen God zelf ingreep, Hij een keer bracht in het lot van Zijn volk [Jeremia 30:3] en het opstond uit het graf van Auschwitz [Ezechiël 37:12], op 14 mei 1948 de staat Israël proclameerde in het land van zijn voorouders en de onverslaanbaar gewaande vijand versloeg die dat probeerde tegen te houden!
Micha 7:15-16 – Als in de dagen van zijn bevrijding uit Egypte laat Ik dit volk wonderbaarlijke daden zien. De volken zullen het zien en beschaamd staan, beroofd van hun kracht, doof en met de hand op de mond.
Gods tegenstander bleef echter volharden in zijn voornemen Israëls wederopstanding teniet te doen. Tevergeefs, want het volk van Juda bleek telkens onoverwinnelijk, dankzij Gods sterke arm [Jesaja 52:10; Zacharia 10:6].
Jesaja 62:8 – De HEER heeft gezworen bij Zijn rechterhand en bij Zijn sterke arm: Nooit meer geef Ik jullie graan aan je vijanden te eten, nooit meer zullen vreemdelingen de wijn drinken waarvoor jullie je hebben afgemat.
Het plan zal slagen
Wij zijn getuigen van de wederopstanding van het Joodse volk en de wedergeboorte van de staat Israël. Het Koninkrijk der hemelen staat in de steigers en met groot verlangen mogen we uitzien naar de realisering daarvan, wanneer Jeshua met de wolken des hemels en bekleed met macht en grote luister, zal terugkomen op de Olijfberg om te vervullen wat Hij aan het kruishout heeft volbracht.
Jesaja 52:13-15 [NBV/EV] – Ja, Mijn dienaar zal slagen, Hij zal groots zijn, hoogverheven in aanzien. Zoals Hij velen deed terugdeinzen – Zijn gelaat was zo gehavend en Zijn gestalte zo misvormd, het had niets meer van een mens –, zo zal Hij veel volken doen opschrikken en koningen sprakeloos doen staan.
Dat alles zal gebeuren als Jeshua als de leeuw uit de stam van Juda zal verschijnen en Hij op Davids troon zal plaatsnemen als de hoogste heer en koning [Lucas 1:32; Openbaring 5:5, 17:14]. Dan zal ín dat kleinste volkje op aarde, meer dan ooit tevoren, Gods majesteit zichtbaar worden. Want Gods Koninkrijk, met Jeruzalem als haar eeuwige en ondeelbare hoofdstad, zal dan reiken tot ver buiten Israëls grenzen, ja, tot aan alle uithoeken op aarde [Zacharia 14:9].
Mosterdzaadje
Daarvan getuigde ook Jeshua zelf toen Hij het Koninkrijk der hemelen vergeleek met het zaadje van de mosterdplant [Mattheüs 13:31-32]. Zoals het mosterdzaadje, de kleinste onder de tuinzaden, uitgroeit tot een grote plant, waarin de vogels hun nestje bouwen, zo groeit Israël, de kleinste onder de naties, uit tot een machtig volk [Jesaja 60:22], te midden waarvan al degenen mogen wonen die Jeshua toebehoren [Efeziërs 2:19-20].
Jesaja 46:11 – … Ik heb gesproken, en zó zal het gebeuren! Zoals Ik het bepaald heb, zó zal het gaan!
Vader, U zij alle dank en eer! Breng het met spoed in onze dagen tot stand!
Bas van Twist, september 2020
Comments