Psalm 22:7 [HSV] – Maar Ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen en veracht door het volk.
In deze psalm spreekt de Messias, door de mond van David, over de weg die Hij moet gaan. Het zijn aangrijpende woorden, die een millennium later exact zo in vervulling zijn gegaan als David had geschreven [Mattheüs 27:39-44]. Ook Jesaja beschrijft de weg die Gods rechtvaardige Dienaar moet gaan.
Jesaja 53:3-10 [NBV/EV] – Hij werd veracht, door mensen gemeden, …, veracht, door ons verguisd en geminacht. Maar Hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. … Om onze zonden werd Hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd Hij getuchtigd, Zijn striemen brachten ons genezing. … De wandaden van ons allen liet de HEER op Hem neerkomen. … Toch had Hij nooit enig onrecht begaan, nooit bedrieglijke taal gesproken. Maar de HEER wilde Hem breken, Hij maakte Hem weerloos. Hij offerde Zijn leven voor hun schuld.
God zou Zijn eigen Zoon naar de wereld zenden om verzoening te brengen voor de zonden van Zijn volk en voor de zonden van de hele wereld [Johannes 3:16; 1 Johannes 2:2]. Tot het uiterste zou Hij gaan voor de mensen die Hem in de wereld zouden toebehoren, zo groot was Zijn liefde voor hen [Johannes 13:1].
Karmozijnwormpje
Het Hebreeuwse woord dat in deze psalm gebruikt wordt voor worm is tolaath (תֹּלַעַת) en niet rimmah (רִמָּה), dat gewoonlijk wordt gebruikt voor worm. In de Bijbel wordt tolaath op twee manieren gebruikt: de ene keer voor de kleur karmozijn [Exodus 25:4, 26:1, 28:5, 39:1; Leviticus 14:4; Jesaja 1:18], de andere keer voor het Karmozijnwormpje, dat in Bijbelse tijden van de bomen werd geschraapt, gedroogd, tot poeder vermalen en daarna met azijn vermengd werd tot verf om daarmee textiel rood te kleuren [Job 25:6; Jesaja 14:11, 66:24].
De wetenschappelijke naam van het diertje, Kermes ilicis, verwijst daarnaar. Het woord kermes komt namelijk uit het Sanskriet en betekent: door-een-worm-gemaakt.
Karmozijn was, zeker in Bijbelse tijden, zeer kostbaar en werd zodoende verbonden met rijkdom en koninklijke waardigheid. Karmozijnrode kleding werd slechts gedragen door vorsten en andere hoogwaardigheidsbekleders.
Karmozijn werd ook gebruikt bij de tabernakel [Exodus 25:1-9; Numeri 4:8], in rituelen ter reiniging van melaatsen [Leviticus 14:4], in de ceremonie van de ontzondiging [Numeri 19:6] en bij de Tempelbouw [2 Kronieken 3:14].
Voor moderne entomologen behoort dit diertje tot het insectengeslacht, tot de familie van de Kermesidae, maar voor de mensen uit Bijbelse tijden was het gewoon het wormpje waarvan kostbare karmozijn werd gemaakt.
Het is niet voor niets dat de Telg van David zich uitgerekend met dit diertje vergelijkt, wanneer Hij spreekt over de onmenselijke weg die Hij moet gaan. Wat is er met dit diertje, dat Hij zich daarmee vergelijkt?
Levenscyclus
De Kermes ilicis komt vooral voor in het Middellandse Zeegebied. Het diertje voedt zich met het sap van de groenblijvende hulsteik (Quercus coccifera). Bij zijn geboorte, omstreeks mei, is het Karmozijnwormpje helder rood en heeft het een langwerpige vorm. Enkele dagen na zijn geboorte zoekt hij een veilig plekje op de schors van de hulsteik, ook wel kermeseik genoemd, vernoemd naar zijn karmozijnkleurige bewoners. Het Karmozijnwormpje blijft daar onbeweeglijk en onveranderd zitten tot omstreeks maart van het jaar daarop. Dan komt het diertje tevoorschijn en gaat het zich hechten aan de schors.
Als het Karmozijnwormpje zich eenmaal heeft vastgemaakt aan de bast, verandert het in enkele weken tijd van gedaante. Het wordt groter, ronder, donkerder van kleur en krijgt een soort schild om zich heen, waardoor het op een kleine blauwe pruim lijkt. Van binnen zit het diertje dan vol met, op bloed lijkend, roodachtig vocht, kermes genaamd.
In die tijd dragen de wijfjes onder hun buik zo’n tweeduizend bevruchte eitjes, half zo groot als maanzaad. Als de eitjes uitkomen blijven de jongen veilig onder hun moeders schild. Het klinkt wat luguber en ondankbaar, maar zolang de jongen bij hun moeder blijven, voeden ze zich met het lichaam van hun moeder. Bij dat proces vloeit het roodachtige vocht, de kermes, uit het moederwormpje en kleurt dat de jongen voor de rest van hun leven rood.
Als de jongen na drie dagen groot genoeg zijn, verlaten ze het nest en sterft het moederwormpje, terwijl haar lichaampje verandert in een soort witte was, dat als een sneeuwvlok op de grond valt.
De jongen zoeken ondertussen een plekje op in de schors van de kermeseik en blijven daar tot het volgend jaar onbeweeglijk en onveranderd zitten tot het hun tijd is om tevoorschijn te komen en voor nageslacht te zorgen.
Metafoor
Je zult nu beter begrijpen waarom de Messias, als Hij in psalm 22 spreekt over Zijn kruisiging, zich vergelijkt met het Karmozijnwormpje. Want zoals het moederwormpje zich hechtte aan de bast van de kermeseik om nieuw leven voort te brengen, zo zou de Zoon zich laten hechten aan het kruishout om eeuwig leven te geven.
Mattheüs 20:28 – … zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn leven te geven als losgeld voor velen.
1 Johannes 5:11 – … God heeft ons eeuwig leven geschonken en dat leven is in Zijn Zoon.
En zoals het moederwormpje haar lichaam tot voedsel gaf, zo zou de Mensenzoon Zijn lichaam tot voedsel geven.
Johannes 6:51 – Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven. En het brood dat Ik zal geven voor het leven van de wereld, is Mijn lichaam.
En zoals het moederwormpje haar jongen onder haar schild beschermde, zo zou de Messias beschermen degenen die de Vader Hem zou geven.
Johannes 17:12 – Zolang Ik bij hen was heb Ik hen door Uw Naam, die U Mij gegeven hebt, bewaard en over hen gewaakt: geen van hen is verloren gegaan …
En zoals het karmozijnrode vocht van het moederwormpje haar jongen identificeerde, zo zou het bloed van de Zoon allen die in Hem zouden geloven een nieuwe identiteit geven. Die van kinderen van de Vader.
1 Korintiërs 10:16 [NBV/EV] – Maakt de beker waarvoor wij God loven en danken ons niet één met het bloed van de Messias? Maakt het brood dat wij breken ons niet één met het lichaam van de Messias?
En zoals het lichaam van het moederwormpje drie dagen na het uitkomen van de eitjes veranderde als ware het witte was, als was het een sneeuwvlok, zo zou de Zoon, drie dagen na Zijn sterven, een verheerlijkt lichaam krijgen. Op de berg der verheerlijking mochten Petrus, Jacobus en Johannes zien hoe het onvergankelijke lichaam van Jeshua er uit zal zien in het komende Koninkrijk.
Mattheüs 17:2 – Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante, Zijn gezicht straalde als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht.
Rode draad
Op Grote Verzoendag, Jom Kippoer, werd – toen dat nog kon – een karmozijnrode draad aan de deur van de Tempel gebonden. Als de bok, die door het lot bestemd was als zondebok, de woestijn had bereikt [Leviticus 16:7-10], werd volgens de overlevering de karmozijnrode draad wit. Het was een wonder van God. Het was het bewijs dat de Eeuwige de zonden van het volk vergaf, zoals Jesaja had voorzegd:
Jesaja 1:18 – Al zijn je zonden rood als scharlaken, ze worden wit als sneeuw, al zijn ze rood als karmozijn, ze worden wit als wol.
In de Talmoed, in het Misjnah traktaat Joma, wordt verteld dat zo'n vier decennia vóór de verwoesting van de Tempel de karmozijnrode draad niet meer wit werd. Wat de oorzaak daarvan was, vertelt de Talmoed niet. Maar zou dat niet het nog veel grótere wonder zijn dat rond diezelfde tijd, iets buiten Jeruzalem, had plaatsgevonden? Zonder twijfel! Want omstreeks diezelfde tijd verwierf de eniggeboren Zoon van God, met Zijn eigen bloed, eeuwige verlossing voor het volk Israël en voor de gehele wereld [Psalm 22:27; Jesaja 53:5-11; Jeremia 33:8; Johannes 3:16-17; Hebreeën 9:12].
De karmozijnrode draad, die de zonden van het volk symboliseerde, hoefde niet meer wit te worden.
Bas van Twist, november 2019
Prachtig verwoord en uitgelegd
De Diepte van De HEERE ZIJN WOORD. Alles heeft een betekenis in ZIJN WOORD , daarom nooit uitgelezen .