top of page

MAAK HEN TOT DISTELPLUIS!

Bijgewerkt op: 6 mrt.



Een duivels plan

 

In psalm 83 profeteert Asaf – die in de tijd van koning David mede verantwoordelijk was voor de liturgische gezangen in de tabernakel – over een samenzwering tussen tien bevolkingsgroepen, die één gemeenschappelijk doel hebben: Gods volk verdelgen, zodat aan Israëls naam nooit meer wordt gedacht.

 

Psalm 83:1-9 – Een lied, een psalm van Asaf. God, houd U niet stil, zwijg niet, God, zie niet onbewogen toe, Uw vijanden roeren zich, trots heffen Uw haters het hoofd. Tegen Uw volk smeden zij een complot, ze spannen tegen Uw lieveling samen, en zeggen: ‘Kom, wij verdelgen dit volk, Israëls naam zal nooit meer worden genoemd.’ Zij hebben samen plannen gesmeed en zich tegen U verenigd: de tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en de zonen van Hagar, Gebal en Ammon en Amalek, Filistea en de bewoners van Tyrus. Zelfs Assyrië heeft zich aangesloten en de hand gereikt aan de zonen van Lot.

 

Het plan van de vijanden van God richt zich dus tegen Israël, het volk door Hem geschapen, gemaakt en gevormd omwille van Zijn majesteit [Jesaja 43:7]. Kennelijk weten Gods vijanden heel goed hoe kostbaar Israël voor Hem is [Jesaja 43:4]. Dat kan overigens lang niet altijd gezegd worden van christelijke gelovigen.

 

Psalm 83 is een profetische psalm bij uitstek. Israël wordt immers tot op de dag van vandaag met uitroeiing bedreigd omdat het Gods volk is. Maar een complot, zoals Asaf dat beschrijft, tussen tien specifieke bevolkingsgroepen, kennen we uit Israëls geschiedenis niet. Het complot lijkt dus te zien op een toekomstige samenzwering, gericht tegen de staat Israël.

 

Nu staat in de Bijbel het getal tien vaak symbool voor een kwantitatieve volheid [Exodus 34:28; Numeri 14:22; Zacharia 8:23; Mattheüs 25:1; Lucas 19:13]. De tien specifieke bevolkingsgroepen die Asaf noemt, kunnen daarom ook gezien worden als representanten van alle volken die eens zullen optrekken tegen Israël.

 

Psalm 83 doet daarom dan ook denken aan Daniël 7 en Openbaring 17, waar naar tien toekomstige koninkrijken wordt verwezen, die aan het einde van de wereldtijden de strijd aangaan met het enige volk ter wereld over wie Gods Naam is uitgeroepen [www.wachters.nu/daniels-visioen-over-de-vier-dieren; www.wach-ters.nu/de-dingen-die-gebeuren-gaan]. Ongetwijfeld gaat het in psalm 83 ook over deze eindstrijd.

 

Als we psalm 83 overbrengen naar onze tijd, blijkt hoe actueel deze psalm is. Weliswaar zijn de in de psalm genoemde bevolkingsgroepen als zodanig niet meer te identificeren – hoe anders is dat met het volk van Jacob –, maar de streken of steden waar zij eertijds woonden, blijken nog steeds bewoond te zijn door bevolkingsgroepen die de God van Israël en Zijn lieveling haten. Laten we ze eens kort langslopen.

 

Edom

 

De eerste vijand die Asaf noemt is ‘Edom’. Dit volk, bestaande uit de nakomelingen van Ezau, leefde in het gebied op de grens tussen het huidige Jordanië en Saoedi-Arabië, in een streek ten zuiden van de Dode Zee. Deze streek wordt tegenwoordig bewoond door Arabieren die zich als ‘Palestijn’ identificeren.

 

Edom is een typische vertegenwoordiger van de vijanden die zich verlustigen in het kwaad dat Gods volk wordt aangedaan, wanneer het daar zelf profijt van kan trekken [Obadja 1:13-14]

 

Is het trouwens niet veelzeggend dat in het Jodendom de christelijke kerk met Edom wordt vereenzelvigd?

 

De Ismaëlieten

 

Als tweede vijand worden ‘de Ismaëlieten’ genoemd. Het zijn de vele nakomelingen van Ismaël, de zoon die Hagar, de Egyptische slavin van Sarai, aan Abram baarde. De twaalf stammen (nationaliteiten) die uit Ismaël zijn voortgekomen [Genesis 17:20], vormen met elkaar de Arabische wereld. Zij bevolken met name Noord-Afrika en het Midden-Oosten.

 

De profetie die God over Ismaël uitsprak – dat hij als een wilde ezel iedereen zou schoppen en met al zijn verwanten in onmin zou leven [Genesis 16:12] – blijkt ook te gelden voor zijn nakomelingen.

 

Moab

 

Als derde vijand wordt ‘Moab’ genoemd. De Moabieten stammen af van Moab, de zoon die Lots oudste dochter hem baarde [Genesis 19:31-37]. De Moabieten woonden ten oosten van de Dode Zee, in het huidige Jordanië. Ze stonden vijandig tegenover Israël en hebben het land herhaalde malen aangevallen, veelal gezamenlijk met andere buurvolken. De streek waar de Moabieten woonden, wordt tegenwoordig bewoond door Arabieren, waarvan een meerderheid zich identificeert als ‘Palestijn’.

 

De zonen van Hagar

 

Als vierde vijand worden ‘de zonen van Hagar’ genoemd. Zij zijn verwanten van de Ismaëlieten. Hagar betekent ‘vluchteling’. Ongetwijfeld staan de ‘de zonen van Hagar’ in onze dagen symbool voor de Arabieren die in het Britse Mandaatgebied Palestina woonden en, na het uitroepen van de staat Israël op 14 mei 1948, op bevel van de Arabische buurlanden, Israël tijdelijk moesten verlaten om vervolgens terug te keren nadat de pasgeboren Joodse staat zou zijn weggevaagd. Maar dat liep anders, want Israël bleek onoverwinnelijk voor de Arabische buurlanden, zoals God meermaals had beloofd.

 

Zacharia 10:6-12Ik zal het volk van Juda onoverwinnelijk maken en de nakomelingen van Jozef laten zegevieren (…) Met Mijn hulp zullen ze onoverwinnelijk zijn, en zij zullen optrekken in Mijn naam – zo spreekt de HEER. 

 

Omdat geen van de omringende landen deze Arabieren wilde opnemen en de VN bepaalde dat hun nakomelingen de status van ‘vluchteling’ zouden erven, zou deze explosief groeiende groep Arabieren de status van ‘eeuwige vluchteling’ krijgen en daarmee in toenemende mate een sterk politiek wapen blijken te zijn in de handen van Israëls tegenstanders.[1]

 

Gebal

 

Als vijfde vijand wordt ‘Gebal’ genoemd. Gebal – niet te verwarren met Byblos, de Libanese havenstad, die in het Fenicisch ook Gebal werd genoemd – is de naam van een bergachtige landstreek in het tegenwoordige Jordanië, tussen de Wadi el-Achsa en de Wadi el Ghuweir. De streek wordt in de Bijbel ook ‘Teman’ genoemd, naar één van de nakomelingen van Ezau, die in het Seïrgebergte is gaan wonen [Genesis 36:9-15; Habakuk 3:3]. Deze streek wordt in onze dagen bevolkt door Arabieren die zich verenigen in hun haat tegen Israël.

 

Ammon

 

De zesde vijand die genoemd wordt is ‘Ammon’. De Ammonieten stammen af van Ben-Ammi, de zoon die Lots jongste dochter hem baarde [Genesis 19:31-38]. Net als hun broedervolk, de Moabieten, woonden de Ammonieten ten oosten van de Dode Zee, in het huidige Jordanië. De streek wordt in onze dagen bevolkt door Arabieren die zich verenigen in hun haat tegen Israël.

 

Ammon is een typische representant van de vijand die valselijk beweert dat de Joden onrechtmatig zijn land in bezit hebben genomen [Richteren 11:12-33].

 

Amalek

 

De zevende vijand is ‘Amalek’. Amalek was een kleinzoon van Ezau. Zijn nakomelingen vormden een woestijnvolk dat rondtrok in de Sinaï en de Negev en leefde van wat het tijdens zijn strooptochten wist te plunderen. Amalek betekent veelzeggend ‘volk-dat-geweld-aandoet’.

 

Amalek is Israëls erfvijand, omdat het de hand heeft durven opheffen tegen de troon van God. Toen het volk uitgehongerd en uitgeput was, hadden de Amalekieten lafhartig zijn achterhoede overvallen, waar de zwaksten van het volk zich bevonden [Deuteronomium 25:17-19]. God was daarover zo vertoornd dat Hij, bij monde van Mozes, Zijn volk opdroeg dat het nooit mocht vergeten wat de Amalekieten het had aangedaan tijdens zijn tocht door de woestijn. De HEER zou dan ook de strijd voeren tegen Amalek ‘in alle komende generaties[Exodus 17:16; www.wachters.nu/vergeet-het-niet].

 

De streken waar voorheen de Amalekieten rondtrokken worden tegenwoordig bewoond door Arabieren die zich als ‘Palestijn’ identificeren. Ze wonen daar vaak in door Westerse landen gefinancierde illegale nederzettingen.

 

Filistea

 

De achtste vijand die Asaf noemt is ‘Filistea’. Het is het land van de Filistijnen, de vroegere aartsvijanden van de Israëlieten. Filistea of Palestina (פלשת, palèshet) was een smalle strook land langs de Middellandse Zee vanaf Ekron in het Noorden tot aan de wadi die de grens met Egypte vormde, en omvatte mede de huidige Gazastrook. De hele streek behoorde tot het gebied dat aan Juda was toegewezen [Exodus 23:31; Jozua 15:45-47].

 

Gaza is de thuisbasis van de Palestijnse terreurorganisatie Hamas. Hamas (חָמָס, chamàs) betekent in het Hebreeuws ‘geweld’. We komen het woord regelmatig tegen in de Hebreeuwse Bijbel, wanneer geweld tegen het volk van God wordt gebruikt.

 

Uitgerekend terroristen van Hamas waren het die op 7 oktober 2023 een bloedbad aanrichtten in het zuiden van Israël, dichtbij de grens met Gaza, en daarbij meer dan 1.200 Joodse mannen, vrouwen en kinderen vermoordden, na ze eerst op gruwelijke wijze te hebben verkracht, verminkt of gemarteld. Daarnaast sleepten ze met bruut geweld meer dan 200 Israëli’s uit hun huizen om hen als gijzelaars mee te voeren naar Gaza, waar ze werden – en deels nog worden – vastgehouden in ondergrondse verblijfplaatsen van Hamas, in ‘duistere oorden, holen van geweld[Psalm 74:20].

 

Eigenlijk zou het voor Israël geen heel grote verrassing moeten zijn geweest dat Hamas – met steun van buitenlandse donoren – zo’n immens ondergronds tunnelnetwerk heeft gegraven. De Gazastrook was voorheen immers onderdeel van Filistea/Palestina, wat in het Hebreeuws ‘land-van-tunnelgravers’ betekent.

 

Tyrus

 

Als negende vijand worden genoemd ‘de bewoners van Tyrus’. Tyrus was van oudsher een machtige en welvarende havenstad in Zuid-Libanon. Maar haar grote rijkdom maakte haar trots en in haar hoogmoed keek zij neer op Jeruzalem. Zelfs zo dat toen Jeruzalem door de Babyloniërs werd verwoest, Tyrus zich daarover vrolijk maakte.

 

Ezechiël 26:2 – De Poort der volken (Jeruzalem) is verwoest en is mij toegevallen. Nu de stad in puin ligt, zal ik mij vullen met haar schatten.

 

Het is boeiend om te lezen hoe God, bij monde van Ezechiël, Satan ontmaskert als de duistere macht achter de vorst van Tyrus [Ezechiël 28:11-19].

 

Heden ten dage is het gebied rond Tyrus een broeinest van islamitisch terrorisme. De bewoners van het gebied sympathiseren massaal met de Palestijnse terreurbewegingen Hezbollah (‘Partij-van-Allah’) en Islamitische Jihad. Het bloedbad dat Hamas aanrichtte op 7 oktober 2023, is door Hezbollah en Islamitische Jihad aangegrepen om een tweede front te openen tegen de Joodse staat. Door de aanhoudende raketbeschietingen op de Israëlische dorpen in het Noorden, hebben inmiddels meer dan honderdduizend Israëli’s hun woning moeten ontvluchten.

 

Assyrië

 

De tiende vijand die Asaf tot slot noemt is ‘Assyrië’. Assur, een zoon van Sem en een kleinzoon van Noach, is de stamvader van de Assyriërs. De Assyriërs woonden rondom de middenloop van de Tigris, verspreid over het tegenwoordige Irak, Zuidoost-Turkije, Noordwest-Iran en Noordoost-Syrië. Het rijk van de Assyriërs – in de Bijbel vaak aangeduid met Asser – met Ninevé als hoofdstad, vormde eeuwenlang een machtig imperium.

 

Assur was Israël nooit goedgezind en is het land meerdere keren binnengevallen. Toen het noordelijke rijk Israël de HEER, zijn God, ontrouw werd en Hem halsstarrig weigerde te gehoorzamen, ondanks de vermaningen bij monde van Zijn profeten, liet Hij hen uiteindelijk door de Assyriërs in ballingschap wegvoeren [2 Koningen 17:7-18].

 

Hoewel de gebieden waar de Assyriërs voorheen woonden, thans bewoond worden door een streng islamitische en Israëlvijandige bevolking, zal Assur in psalm 83 vooral symbool staan voor de wereldmacht die zich aan de zijde van Israëls vijanden schaart.

 

Asaf, priester en wachter

 

Asaf laat weinig ruimte voor fijngevoeligheid voor wat hij Israëls vijanden toewenst op Gods oordeelsdag [Psalm 83:10-13]. Zo vraagt hij de HEER – geïnspireerd door de Geest – om hen een smadelijke nederlaag toe te brengen, zoals Gideon het volk van Midjan had toegebracht [Richteren 7:22; Jesaja 9:2], om hun vorsten te behandelen als Oreb en Zeëb, de legeraanvoerders van Midjan, die door de mannen van Efraïm werden onthoofd [Richteren 7:25], om hun leiders te doden, zoals Zebach en Salmuna, de koningen van Midjan, door Gideon werden gedood [Richteren 8:21], door met hen te doen wat met Sisera gebeurde, de legeraanvoerder van Kanaän, die met een tentpin dwars door zijn hoofd door Jaël aan de grond werd genageld [Richteren 4:17-22], of door hen te vernietigen, zoals Jabin, de koning van Kanaän, werd vernietigd in de strijd tegen Israël [Richteren 4:23-24].

 

Maar Asaf is nog niet klaar met wat hij Israëls vijanden toewenst. In niets verhullende beeldspraak vraagt hij God om Israëls vijanden tot distelpluis te maken of tot kaf dat verwaait in de wind, om ze, zo snel als vuur het bos verbrandt, hen voort te jagen, om hen te verwarren, om hen met schande te overdekken en hen voorgoed eerloos verloren te laten gaan [Psalm 83:14-18].

 

In onze dagen zouden de media woorden tekortkomen om Asaf te veroordelen als hij deze woorden over Israëls vijanden hardop zou zeggen. Hij zou uitgejouwd, bedreigd, vervolgd en berecht worden. Hij zou publiekelijk monddood gemaakt worden. En dat kenschetst tegelijk hoe de verhoudingen liggen in deze van God vervreemde wereld [www.wachters.nu/het-beest-en-zijn-beeld].

 

Israël alleen

 

Hoe lang is de lont in het kruitvat? vragen velen zich af. Want hoewel Psalm 83 enkel over een complot spreekt, maken de profeten heel duidelijk dat er een moment zal komen dat Israël door alle volken op aarde in de steek zal worden gelaten [Ezechiël 38; Zacharia 12, 14:3-15]. De vervulling van die profetie wordt in onze dagen steeds zichtbaarder. Niet alleen de islamitische wereld, maar inmiddels ook een heel groot deel van de rest van de wereld staat Israël naar het leven en tart daarmee de God van Israël. Terwijl Israël moet vechten voor zijn veiligheid en zijn voortbestaan als natie, nemen steeds meer regeringsleiders en internationale organisaties een vijandige houding aan ten opzichte van de Joodse staat. Wat Zacharia voorzegde – dat Jeruzalem tot een bedwelmende beker zal worden voor alle volken rondom [Zacharia 12:2] – zien we in onze dagen in toenemende mate bewaarheid worden.

 

En evenzo zal vroeg of laat de grote finale plaatsvinden, zoals God die bij monde van de profeten heeft voorzegd. De gebeurtenissen die wij vandaag zien vormen daarop de voorbereidingen. Uiteindelijk zullen de naties – waarvoor de in psalm 83 genoemde volken symbool staan – optrekken tegen Israël met het oogmerk om het Joodse volk uit te roeien, Jeruzalem in te nemen en van zijn Joodse identiteit te ontdoen en om de vele rijkdommen die Israël rijk is te roven [Ezechiël 38, 39].

 

Maar wat zal die collectieve hoogmoed van de volken voor de val komen, als God, door Zijn Zoon, op spectaculaire wijze Zijn volk redt van de immense legermacht die haar benauwen. Het zal hét moment zijn dat God Zijn oordeel over de zelfgenoegzame volken zal uitstorten [Joël 4:1-13Zacharia 12, 14:3-12].

 

Jesaja 41:11-12 – Allen die zich fel tegen je keren zullen gehoond worden en te schande staan. Zij die jou bestrijden worden minder dan niets en gaan te gronde. Zij die jou onderdrukken zijn onvindbaar, je zoekt ze vergeefs. De vijanden die jou bevechten zullen verdwijnen in het niets.

 

Gods plan staat vast

 

Gods plan met Israël staat vast. Hij heeft Israëls geluk voor ogen, niet zijn ongeluk. Hij zal Israël een hoopvolle toekomst geven [Jeremia 29:11]. Hoezeer de mogendheden van deze wereld zich daar ook tegen verzetten.

 

Psalm 33:10-11 De HEER doet de plannen van volken teniet, Hij verijdelt wat naties beramen, maar het plan van de HEER houdt eeuwig stand, wat Hij beraamt, blijft van geslacht tot geslacht.

 

En wat God heeft beloofd, vergeet Hij nooit [Deuteronomium 4:31]. Het feit dat Israël nog steeds bestaat als volk en het zijn identiteit alle eeuwen door heeft behouden – ondanks dat het voortdurend werd vervolgd en met uitroeiing werd bedreigd – bewijst dat.

 

Als Jeshua straks terugkomt en Hij het volk van Jacob voorgoed heeft bevrijd van zijn vijanden, zal er van Hamas in zijn land niets meer worden vernomen, noch van verwoesting en rampspoed binnen zijn grenzen [Jesaja 60:18]. Dan zal het weer worden zoals de Vader het bedoelde toen Hij door en voor Zijn geliefde Zoon alles schiep [Kolossenzen 1:16].

 

Bas van Twist, februari 2024

 

___________________

 

[1] Vóór 14 mei 1948 werd met ‘Palestijn’ gedoeld op iemand die woonde in het door de Britten bestuurde mandaatgebied Palestina (1920-1948). Die naam hadden de Britten aan het einde van de negentiende eeuw aan Eretz-Israël gegeven in navolging van de Romeinse keizer Hadrianus, die in 135 AD, na de door Bar Kochba geleide opstand te hebben neergeslagen, de naam van Jeruzalem veranderde in Aelia Capitolina en de naam van Judea in Palaestina, om zo elke herinnering aan het Joodse volk in Eretz-Israël uit te wissen. Waar hebben we dat meer gehoord? Door de naam Palaestina te gebruiken, wilde keizer Hadrianus de Joden dubbel krenken, omdat het de naam was van hun vroegere aartsvijanden, de Filistijnen, die als volk toen overigens al zes eeuwen niet meer bestonden [Jeremia 47]. De Arabieren die zich tegenwoordig als ‘Palestijn’ identificeren, hebben als zodanig geen gedeelde nationaliteit en geen gezamenlijke geschiedenis met de vroegere Filistijnen. Het ‘Palestijnse volk’ is een bedenksel van de in Egypte geboren terroristenleider Yasser Arafat. Hij gebruikte die term voor het eerst in 1967, na de Zesdaagse Oorlog, toen Israël een klinkende overwinning had behaald op Egypte, Jordanië en Syrië, en daarbij de Sinaï, de Gazastrook, Judea en Samaria, inclusief Jeruzalem-Oost, en de Golan Hoogten onder zijn bestuur had gebracht.

 

2.790 weergaven1 opmerking
bottom of page