ONWANKELBARE BELOFTEN
- Bas van Twist
- 2 apr
- 15 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 7 apr

Inleiding
Nogal wat evangelische christenen – waaronder bekende namen – geloven dat er aan het einde van de wereldtijden voor hen een uitverkoren positie is weggelegd, dat er een moment zal aanbreken dat zij, als ‘de bruid van Christus’, in de hemel zullen worden opgenomen. Gedurende hun hemelse opname – zo geloven ze – zal op aarde de antichrist zich openbaren als de vorst der duisternis en zal er voor het Joodse volk een zeven jaar durende grote verdrukking aanbreken, waarbij twee derde deel van het Joodse volk zal worden uitgeroeid. Het derde deel, dat de grote verdrukking overleeft, zal zich uiteindelijk bekeren, wanneer de Mensenzoon verschijnt om Zijn duizendjarig Koninkrijk te grondvesten.
Deze opnametheorie – die voortkomt uit de bedelingenleer – is ontstaan aan het begin van de negentiende eeuw en komt in verschillende varianten voor. Aan deze opnametheorie schort nogal wat, want ze hangt aan elkaar van discutabele interpretaties van nogal eens uit hun verband gerukte Bijbelteksten.
Zo wordt allereerst nergens in de Bijbel de kerk als de bruid van de Messías voorgesteld. Daarentegen stelt God wel Zijn volk, Zijn land en Zijn stad afzonderlijk voor als Zijn bruid [Jesaja 54:5, 62:4; Jeremia 2:2; Openbaring 21:9-10].
Verder wordt nergens in de Bijbel gesproken over een opname van de gemeente in de hemel, niet vóór, niet tijdens en ook niet na de grote verdrukking.
Wel leert Paulus dat, wanneer de Heer uit de hemel neerdaalt, de doden en de levenden die een verheerlijkt lichaam hebben gekregen, Hem in de lucht tegemoet gaan [Johannes 14:3; 1 Thessalonicenzen 4:16-17]. Niet om met Hem naar de hemel terug te gaan, maar om Hem als bruidegom feestelijk te onthalen en te begeleiden naar het huis van Zijn bruid, Israël [Jesaja 55:4-5, 62:12; Joël 3:5; Mattheüs 25:1; Marcus 13:27; Lucas 18:7]. Hier op aarde is immers Zijn Koninkrijk, níet in de hemel.
Daarnaast is het een misvatting – of beter gezegd een gotspe – te menen dat de zeventigste week (zevental) uit het visioen van Daniël over de zeventig weken (zeventallen) [Daniël 9], mede betrekking zou hebben op de periode van zeven jaar dat de christelijke gemeente zogenaamd naar de hemel is geëvacueerd.
‘Zeventig weken (zeventallen) zijn vastgesteld voor je volk en je heilige stad’, zo vertelt de engel Gabriël aan Daniël [Daniël 9:24]. Het gaat in dit visioen dus om een periode die specifiek ziet op Daniëls volk, Israël, en zijn heilige stad, Jeruzalem. Uit niets blijkt dat deze periode ook maar enigszins betrekking heeft op de christelijke gemeente.
Maar waar ik me bij de opnameleer nog het meeste aan stoor, is het idee dat het Joodse volk, na negentien eeuwen van verdrukking, nóg een keer in een grote verdrukking terecht zal komen en nogmaals een Holocaust moet meemaken.
Deze gedachte getuigt niet alleen van een ernstig gebrek aan historisch besef, maar bovenal van een gemis aan vertrouwen in Gods onwankelbare beloften van herstel. Want de Bijbel leert juist dat het Joodse volk géén tweede keer in een verdrukking komt.
Nahum 1:7-9 [NBV/EV] – De HEER is goed, een vesting in tijden van verdrukking (tsârâh), Hij kent wie bij Hem schuilen. Maar Zijn vijanden jaagt Hij het duister in, met een overstromende vloedgolf verwoest Hij hun stad. Wat ze ook tegen de HEER beramen, Hij verijdelt hun plan: geen tweede keer zal er een verdrukking komen.
Hosea 11:9 – Ik zal Mijn toorn laten varen en Efraïm niet opnieuw te gronde richten. Want God ben Ik, en geen mens, Ik ben in jullie midden, Ik ben heilig, Ik zal niet meer in woede ontsteken.
Jeremia 32:37-41 – Ik zal de inwoners samenbrengen uit alle landen waarheen Ik ze in Mijn grote woede en toorn verdreven heb, ze terugbrengen naar deze stad en ze er in vrede laten wonen. (…) Ik zal er weer vreugde in vinden hen te zegenen en zal hen voorgoed in dit land planten. Met hart en ziel zal Ik dat doen.
Israël komt dus niet nóg een keer in een grote verdrukking (tsârâh). Het oordeel voor Israël zit erop [Jesaja 30:18]. De tijd van genade is gekomen [Psalm 102:14].
Tijd van verdrukking
Dat zeg ik niet alleen omdat ik dat graag wil – zoals sommigen beweren –, maar omdat God dat zelf zegt bij monde van Zijn profeten. Ook Jeshua spreekt uitvoerig over de tijd van verdrukking die het volk Israël wacht.
Lucas 21:20-24 – Wanneer jullie zien dat Jeruzalem door legertroepen omsingeld is, weet dan dat de verwoesting van de stad nabij is. Wie in Judea is moet dan de bergen in vluchten, wie in Jeruzalem is moet daaruit wegtrekken, en wie op het land is moet niet naar de stad gaan, want in die dagen wordt de straf voltrokken, waardoor alles wat geschreven staat in vervulling zal gaan. Wat zal het rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! Want er zal ontzaglijk veel leed zijn in het land, en een zwaar vonnis zal de bevolking treffen. De inwoners zullen omkomen door het zwaard of in gevangenschap worden weggevoerd en onder alle volken worden verstrooid, terwijl Jeruzalem vertrapt zal worden door heidenen – tot de tijd van de heidenen voorbij is.
Mattheüs 24:21 – Het zal een tijd zijn van enorme verschrikkingen, zoals er sinds het ontstaan van de wereld tot nu nooit geweest zijn en er ook niet meer zullen komen.
Als Jeshua de discipelen wijst op deze benauwende tijd die het volk van Jacob te wachten staat, dan is het duidelijk dat Hij doelt op ‘de tijd van verdrukking’, waarop eerder de hemelse Man Daniël wees.[1]
Daniël 12:1 – In die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de kinderen van je volk terzijde staat. Het zal een tijd van verdrukking (tsârâh) zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan. In die tijd zal je volk worden gered: allen die in het boek zijn opgetekend.
Amper vier decennia nadat Jeshua de discipelen had gewezen op de tijd van enorme verschrikkingen die er voor het Joodse volk zou aanbreken, gingen Zijn woorden in vervulling, toen de Romeinen in het jaar 70 het Joodse verzet meedogenloos neersloegen en Jeruzalem door brand verwoestten. Ook de Tempel ging in vlammen op. Geen enkele steen bleef op de andere [Mattheüs 24:2].
Jeremia 26:18 – Dit zegt de HEER van de hemelse machten: De Sion zal als een akker worden omgeploegd, Jeruzalem zal tot een puinhoop worden, de Tempelberg tot een overwoekerde heuvel.
Naar schatting werden anderhalf miljoen Joden, een derde van de bevolking in het Joodse land, door de Romeinse soldaten afgeslacht. Nog eens een derde van de bevolking werd krijgsgevangen genomen of als slaaf verkocht, terwijl opnieuw een derde van de bevolking de grens over vluchtte [Ezechiël 5:12].
Tot de bodem moest het volk de beker van Gods toorn leegdrinken [Jesaja 51:17], woest als Hij was op Zijn volk. Ondanks de vele waarschuwingen van de profeten hadden ze niet naar Hem geluisterd, waren ze andere goden achterna gelopen en hadden ze zich nog erger misdragen dan de volken om hen heen. En daarom zou God hen zwaarder straffen dan Hij ooit met iemand had gedaan of zou doen [Ezechiël 5:7-9].
Pas na negentien eeuwen greep God in, zichtbaar, omwille van Zijn uitverkorenen [Mattheüs 24:22], en werd dat godswonder vervuld dat de profeten al mochten zien.
Ezechiël 11:16-17 – Dit zegt God, de HEER: Al heb Ik hen weggevoerd naar verre volken, al heb Ik hen over vele landen verspreid en al kunnen ze Mij in die landen niet in een tempel vereren, toch zeg Ik hun dit: Ik zal jullie weghalen bij die volken, Ik zal jullie terugbrengen uit de landen waarover jullie verspreid zijn en Ik zal jullie je land teruggeven!
Op 14 mei 1948, op de dag af drie jaar en zeven dagen na de capitulatie van nazi-Duitsland (7 mei 1945), proclameerde David Ben-Goerion de Joodse Staat Israël.
Het getal drie is in de Bijbel mede het getal van de opstanding. Het getal zeven ziet in de Bijbel op een kwalitatieve volheid. Het is dus alsof God ons duidelijk wil maken dat de wedergeboorte van Israël precies plaatsvond op de dag die Hij daarvoor had bepaald, die ene dag waarover Jesaja mocht profeteren.
Jesaja 66:8 – Wie heeft ooit zoiets gehoord? Wie heeft ooit zoiets gezien? Kan een land in één dag worden gebaard, kan een volk in één keer worden geboren?
Twee derden
Dat twee derden van het Joodse volk tijdens een periode van grote verdrukking zouden worden uitgeroeid, daarover lezen we in Zacharia.
Zacharia 13:8 [NBG] – In het gehele land, luidt het woord des Heren, zullen twee derden uitgeroeid worden en de geest geven, maar een derde zal daarin overblijven.
Maar hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat men niet ziet – of wil zien – dat deze profetie al helemaal in vervulling is gegaan? Zeker als je bedenkt dat het Hebreeuwse woord èrets – dat in dit vers vertaald is met land – ook vertaald kan worden met aarde.
Zoals gezegd, weten we uit meerdere historische bronnen dat tijdens de Joodse Oorlog (66 - 70) en de daaropvolgende Bar Kochba-opstand (132 - 136), circa één derde van de Joodse bevolking in het land (èrets) omkwam door het zwaard. Verder werd tijdens de Shoah nóg eens een derde deel gedood. Van de achttien miljoen Joden die aan het begin van de Tweede Wereldoorlog op aarde (èrets) leefden, werden er zes miljoen vermoord in de vernietigingskampen van de nazi’s.
Dus tot tweemaal toe werd een derde deel van het Joodse volk vermoord. De eerste keer aan het begin van de grote verdrukking en de tweede keer aan het einde daarvan.
Overigens werd het Joodse volk ook in de tussenliggende eeuwen stelselmatig gehaat, vervolgd en met uitroeiing bedreigd.
Vooral in het voormalig christelijk Europa vonden de meeste misdaden tegen het Joodse volk plaats. Daar kwam het tweede derde deel van de Joodse bevolking om. Maar dat niet alleen, in Europa stond ook de bakermat van de kruistochten, de inquisitie en de pogroms. Dit kon mede gebeuren omdat de antisemitische kerkvaders leerden dat God Zijn volk had verworpen, omdat het Jezus als verlosser had afgewezen.
Johannes 16:2 [HSV] – (…) ja, de tijd komt dat ieder die u doodt, denkt God een dienst te bewijzen.
Meen niet dat de Vader dit ongestraft zal laten. Hij zal die bloedschuld wreken. En daarom laat Hij de Europese landen en volken, die Zijn oogappel de eeuwen door hebben gekweld, zonder uitzondering, in onze dagen drinken uit de beker van Zijn toorn [Jesaja 51:23; Jeremia 25:15-17]. Want toen God opstond om zich over Sion te ontfermen, verliet Hij ook Zijn woning om zich te wreken op de Israël-vijandige volken [Joël 4:21; Zacharia 1:15].
Jesaja 26:21 [NBV/EV] – Zie hoe de HEER Zijn woning verlaat en de mensen op aarde voor hun wandaden laat boeten. Het onschuldige bloed dat op haar is vergoten wordt door de aarde aan het licht gebracht. Ze zal haar gedoden niet langer bedekt houden.
Ontroostbaar
Wij kunnen ons geen enkele voorstelling maken van de omvang en de aard van het lijden, het onrecht en het grote onheil dat het Joodse volk gedurende negentien eeuwen is overkomen. Maar de Vader wel, want Hij deelde in het lijden van Zijn volk.
Jesaja 63:9 – In al hun nood (tsârâh) was ook Hijzelf in nood.
Al die eeuwen van ellende en rampspoed was Hij erbij – terwijl het leek alsof de Vader níet meer begaan was met Zijn volk.
Bij monde van Zijn profeten laat de Vader weten hoe ontroostbaar Hij is, al die eeuwen dat Zijn volk door de heidenen werd gehaat, vervolgd en vertrapt.
Jeremia 8:23 – Ach, was Mijn hoofd maar een waterval, Mijn oog een bron van tranen: dag en nacht zou Ik huilen over de gedoden van Mijn volk.
Klaagliederen 2:11 – Mijn ogen zijn door tranen verteerd, Mijn ingewanden staan in brand, Mijn maag keert zich om – vanwege de wonden van Mijn volk, omdat kind en zuigeling versmachten op de pleinen van de stad.
Op de derde dag
In laaiende toorn had de Vader zich voor Zijn volk verborgen, één ogenblik lang, maar na de Tweede Wereldoorlog is Hij zich weer gaan ontfermen over Israël, met eeuwigdurende liefde [Jesaja 54:8].
Voor het volk leek dat goddelijke ogenblik echter een eeuwigheid; er leek geen einde aan die inktzwarte nacht te komen. Pas na twee millennia wendde de Vader Zich weer naar Zijn volk, zoals Hij hen had beloofd.
Hosea 6:2 – Hij redt ons na twee dagen van de dood, de derde dag doet Hij ons opstaan: in Zijn nabijheid zullen wij leven.
Voor God is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag [2 Petrus 3:8; Psalm 90:4]. Na tweeduizend jaar, na twee goddelijke dagen, deed de Eeuwige Zijn volk opstaan uit de dood, zag de wereld een voorafbeelding van het wonder waar Ezechiël over profeteerde.
Ezechiël 37:7-10 [NBV/EV] – Ik profeteerde zoals mij was opgedragen. Zodra ik dat deed hoorde ik een geluid, er klonk een geruis van botten die naar elkaar toe bewogen en zich aaneen voegden. Ik zag pezen zich aanhechten en vlees groeien, ik zag hoe er huid over de botten heen trok, maar ademen deden ze nog niet. Toen zei Hij tegen mij: ‘Profeteer tegen de wind, profeteer, mensenkind, en zeg tegen de wind: “Dit zegt God, de HEER: Kom uit de vier windstreken, wind, en blaas in deze gedoden, zodat ze weer gaan leven.”’ Ik profeteerde zoals Hij mij gezegd had, en de lichamen werden met adem gevuld. Ze kwamen tot leven en gingen op hun voeten staan: een onafzienbare menigte.
Hoewel ze meenden dat hun levensdraad was afgesneden, kwamen ze – door een godswonder – uit de concentratiekampen, de schuilkelders en de uitgestorven gebieden van Rusland, gewond, beschadigd, van alles beroofd en door iedereen verlaten; ze gingen weer op eigen benen staan en riepen op 14 mei 1948 de Joodse staat Israël uit in het land, dat God vierduizend jaar eerder aan hun voorouders, onder ede, had beloofd [Jesaja 66:7; Ezechiël 37:25].
Israëls macht hersteld
In Daniël 7:23-27 lezen we dat ‘de heiligen van de hoogste God’ (het Joodse volk) gedurende ‘één tijd, een dubbele tijd en een halve tijd’ zullen zijn overgeleverd aan de machthebbers van deze wereld.
God heeft dus een limiet gesteld aan de tijd dat Zijn land en volk door de heidenen vertrapt zullen worden. Uit Daniël 12:7 weten we dat aan die tijd een einde zal komen ‘wanneer de macht van het heilige volk niet langer verbrijzeld kan worden’. Feitelijk was dat op 14 mei 1948, toen de Joodse staat Israël werd uitgeroepen.
Dat was tevens voor veel Joden het startsein om terug te gaan naar het land van hun voorouders, zoals God had beloofd.
Jeremia 30:3 – Want de dag zal komen – zegt de HEER – dat Ik het lot van Mijn volk Israël en van Juda ten goede keer, dat Ik hen terugbreng naar het land dat Ik hun voorouders gegeven heb en dat zij het in bezit zullen nemen – spreekt de HEER.
Beloning
God is opgestaan om zich over Sion te ontfermen; Hij verbergt zich niet langer meer voor Zijn volk [Jeremia 30:3; Psalm 102:14]. Het is de beloning die vóór de wederkomst van de Messias uitgaat [Jesaja 40:10, 62:11]. Ook de overwinningen die God Zijn volk gaf in de Onafhankelijkheidsoorlog (1948 - 1949), de Zesdaagse Oorlog (1967), de Jom Kippoeroorlog (1973) en de andere oorlogen, zijn daarvan het bewijs [Deuteronomium 32:10; Leviticus 26:8; Micha 7:15; Zacharia 10:6].
Jesaja 52:10 – De HEER ontbloot Zijn heilige arm ten overstaan van alle volken, en de einden der aarde zien hoe onze God redding brengt.
Zacharia 10:6 – Ik zal het volk van Juda onoverwinnelijk maken en de nakomelingen van Jozef laten zegevieren.
Toen God Zijn volk op de derde dag deed opstaan en recht verschafte [Psalm 90:4; Hosea 6:2], was dat voor de volken hét teken dat zijn macht niet langer verbrijzeld kon worden en dat de Vader elke poging om Zijn volk te vernietigen resoluut zou verijdelen.
Jesaja 41:10-12 [NBV/EV] – Wees niet bang, want Ik ben bij je, vrees niet, want Ik ben je God. Ik zal je sterken, Ik zal je helpen, je steunen met Mijn onoverwinnelijke rechterhand. Allen die zich fel tegen je keren zullen gehoond worden en te schande staan. Zij die jou bestrijden worden minder dan niets en gaan te gronde. Zij die jou onderdrukken zijn onvindbaar, je zoekt ze vergeefs. De vijanden die jou bevechten zullen verdwijnen in het niets.
Jeruzalem
Sinds 6 juni 1967 is ook Jeruzalem weer in Joodse handen. Na tweeduizend jaar brengt Jeruzalem het volk weer troost en blijdschap. En dát betekent dat ‘de tijd van de heidenen voorbij is’ [Lucas 21:24] en wij tot de laatste (àchàron) generatie behoren, voor wie al die profetieën over het herstel van Israël zijn opgeschreven [Psalm 102:19].
Het oordeel voor Israël zit erop [Jesaja 30:18]. En dat is niet totdat er weer een nieuwe grote verdrukking komt, maar voorgoed!
Amos 9:14-15 – Ik zal het lot van Mijn volk Israël ten goede keren. Zij zullen hun verwoeste steden herbouwen en erin wonen, ze zullen wijngaarden planten en de wijn ervan drinken, ze zullen tuinen aanleggen en de vruchten ervan eten. Ik zal hen terugplanten in hun grond, en zij zullen niet meer worden weggerukt uit het land dat Ik hun heb gegeven – zegt de HEER, jullie God.
Wij zijn er getuigen van dat de Vader weer welwillend omziet naar Zijn volk. In onze dagen brengt Hij het immers weer terug naar zijn eigen land, waaruit het negentien eeuwen geleden met geweld was verdreven. In onze dagen bouwt Hij hen op om hen nooit meer af te breken, plant Hij hen terug om hen nooit meer uit te rukken. Ja, met hart en ziel voert de Vader Zijn beloofde herstelplan uit [Jeremia 24:6, 32:37-41; Micha 2:12]. Het zijn immers de voorbereidingen voor Zijn komende Koninkrijk.
Dat Koninkrijk staat nu nog in de steigers. Niet alleen in geestelijke zin, maar ook letterlijk, want het beloofde Koninkrijk der hemelen bevindt zich niet in de hemel, maar hier op aarde, met Jeruzalem als hoofdstad. En vanuit deze stad zal Jeshua, de Koning der Joden, spoedig regeren [Jesaja 9:5-6; Lucas 2:30-32].
Jesaja 9:6 [NBV/EV] – Groot is Zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen. Davids troon en rijk zijn erop gebouwd, ze staan vast, in recht en gerechtigheid, van nu tot het einde. Daarvoor zal Hij zich beijveren, de HEER van de hemelse machten.
Zie het als een groot voorrecht dat je tot de laatste generatie behoort voor wie al die profetieën over het herstel van Israël en het komende Koninkrijk zijn opgeschreven. Dat je mag zien dat de steden zijn herbouwd en weer worden bewoond, dat het land weer bloeit als een lelie, wortelt als een ceder op de Libanon, dat er weer wijngaarden worden geplant en tuinen worden aangelegd, dat de Joden weer terugkeren naar hun eigen land en dat God het volk in elke oorlog de overwinning geeft. Het bewijst dat Gods beloften onwankelbaar zijn.
Pais en vree?
Maar daarmee is alles nog niet pais en vree in het land, want het volk wordt nog voortdurend opgeschrikt, zoals op 7 oktober 2023, toen terroristen van Hamas een bloedbad aanrichtten in het zuiden van Israël, dichtbij de grens met Gaza, en daarbij meer dan 1.200 Joodse mannen, vrouwen en kinderen vermoordden, na ze eerst op gruwelijke wijze te hebben verkracht, verminkt of gemarteld. Daarnaast sleepten ze met bruut geweld meer dan 200 Israëli’s uit hun huizen om hen als gijzelaars mee te voeren naar Gaza, waar ze werden – en deels nog worden – vastgehouden in ondergrondse verblijfplaatsen van Hamas, in ‘duistere oorden, holen van geweld’ [Psalm 74:20].
Nee, de tijd van vrede en gerechtigheid zal pas aanbreken als de Mensenzoon, bekleed met hemelse majesteit, terugkomt en Hij op indrukwekkende wijze zal afrekenen met de immense legermacht die Israël op dat moment onder de voet dreigt te lopen [Ezechiël 38:23].
Zolang dat moment nog niet is aangebroken, zal het volk nog geen duurzame shalom kennen, zal het steeds weer, van verschillende kanten, in zijn bestaan worden bedreigd. Maar ook dát is in Zijn hand, want Hijzelf is daarvan de regisseur.
Zacharia 12:2-3 [NBG] – Zie, Ik ga Jeruzalem maken tot een bedwelmende beker voor alle volken rondom, ja, ook tegen Juda zal het gaan bij de belegering van Jeruzalem. Te dien dage zal het gebeuren dat Ik Jeruzalem zal maken tot een steen die moeilijk te tillen is voor al de volken. Allen die hem optillen, zullen zichzelf zeker diepe sneden toebrengen, en al de volken van de aarde zullen zich tegen haar verzamelen.
Tot slot
Maar dat Israël nóg een keer in ballingschap wordt gedreven, en nogmaals in een grote verdrukking terecht zal komen, en opnieuw twee derde deel van het volk zal worden uitgeroeid – terwijl de christelijke gemeente in de hemel is opgenomen –, is een dwaling, een misleidende hypothese, die ernstig afbreuk doet aan de onwankelbare beloften die de Vader Zijn volk heeft gedaan [Kolossenzen 2:8]. Want wat de Vader heeft beloofd, dat zal Hij doen [Deuteronomium 7:9; Ezechiël 36:36]. Daar hoeft niemand ooit aan te twijfelen.
Ezechiël 36:36 – Ik zal weer opbouwen wat verwoest was en beplanten wat verwilderd was. Wat Ik, de HEER, gezegd heb, zal Ik doen.
Ezechiël 37:14 – Ik zal jullie terugbrengen naar je land, en jullie zullen beseffen dat Ik de HEER ben. Wat Ik gezegd heb, zal Ik doen – zo spreekt de HEER.
En omdat God doet wat Hij heeft beloofd, geven we Hem ook geen rust totdat Hij Jeruzalem zal hebben gesteld tot een lof op aarde [Jesaja 62:7].
Bas van Twist (Wachtersdag 29 maart 2025)
Zie voor een opname van de spreekbeurt de videolog
[1] Misschien was het de Zoon van God zelf wel die aan Daniël verscheen, want de beschrijving die hij van deze hemelse Man geeft, doet sterk denken aan de beschrijving die Johannes in Openbaring 1:10-18 van de Zoon van God geeft.
Comments