top of page

VERGEET HET NIET!



Hoe passen de gebeurtenissen van 7 oktober in Gods plan? Die vraag heb ik mezelf heel wat keren gesteld. Maar inmiddels weet ik, dat ik me daarmee niet moet bezig houden, want uiteindelijk zullen zelfs de gruweldaden van Israëls vijanden, door God ten goede worden gekeerd – ook al zien wij dat lang niet altijd.

 

Jesaja 55:8-9 Mijn plannen zijn niet jullie plannen, en jullie wegen zijn niet Mijn wegen – spreekt de HEER. Want zo hoog als de hemel is boven de aarde, zo ver gaan Mijn wegen jullie wegen te boven, en Mijn plannen jullie plannen.

 

En al zouden de (verenigde) naties plannen maken, die lijnrecht ingaan tegen Gods heilsplan, dan zullen die plannen uiteindelijk op niets uitlopen.

 

Psalm 33:10-11 – De HEER doet de plannen van volken teniet, Hij verijdelt wat naties beramen, maar het plan van de HEER houdt eeuwig stand, wat Hij beraamt, blijft van geslacht tot geslacht.


Uit de Bijbel weten we dat Gods plan gericht is op het herstel van Zijn schepping, die door de zonde van de mens wreed werd verstoord. De mens had zichzelf daarmee buiten spel gezet. En zonder ingrijpen van God zou de mens voorgoed verloren blijven. En dat was niet wat God wilde. Daarom had Hij een plan voorbereid, waarmee Hij de gevallen mens zou redden. Dat plan zou Hij ten uitvoer brengen via Israël, omreden waarvan Hij met dát volk, als enige van alle volken ter wereld, een eeuwig verbond sloot. Uit dat volk zou Hij namelijk de Redder van de wereld doen voortkomen: Zijn eigen Zoon [Johannes 4:42; Lucas 1:35].

 

Verzet tegen God

 

Maar Satan – die de eerste mens tot zonde had verleid [Genesis 3:1-6] – de ‘overwinnaar van alle volken[Jesaja 14:12], ‘de heerser van deze wereld[Johannes 12:31], zou er alles aan doen om Gods heilsplan voor de mens te saboteren. En met zijn bedrog en halve waarheden lukte het hem gemakkelijk om de volken in bezit te krijgen en hen tegen Gods volk op te zetten. We lezen daarover in Psalm 2.

 

Psalm 2:1-3  De koningen van de aarde komen in verzet, de wereldmachten spannen samen tegen de HEER en Zijn gezalfde: ‘Wij moeten hun juk afwerpen, ons van hun boeien bevrijden.’

 

En ook in Psalm 83 horen we daarover. Daar is het Israël die naar de hemel schreeuwt om redding.

 

Psalm 83:2-9 – God, houd U niet stil, zwijg niet, God, zie niet onbewogen toe, Uw vijanden roeren zich, trots heffen Uw haters het hoofd. Tegen Uw volk smeden zij een complot, ze spannen tegen Uw lieveling samen, en zeggen: ‘Kom, wij verdelgen dit volk, Israëls naam zal nooit meer worden genoemd.’ Zij hebben samen plannen gesmeed en zich tegen U verenigd: de tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en de zonen van Hagar, Gebal en Ammon en Amalek, Filistea en de bewoners van Tyrus. Zelfs Assyrië heeft zich aangesloten en de hand gereikt aan de zonen van Lot. 


De jaloezie en de haat van de heidenvolken ging dus zover dat ze Gods volk zelfs wilden uitroeien, zodat niets meer herinnerde aan Israëls naam.

 

Maar niet alleen de volken waarover we in Psalm 83 lezen, wilden het Joodse volk uitroeien, ook nadien zijn er verschillende andere volken en leiders geweest die het Joodse volk wilden verdelgen. De climax van dat duivelse streven vond plaats halverwege de vorige eeuw, toen maar liefst zes miljoen Joodse mannen, vrouwen en kinderen systematisch door de nazi’s werden vermoord tijdens de Holocaust.

 

Het lijden van Gods volk de eeuwen door is met geen pen te beschrijven. Wat heeft het volk naar de hemel geschreeuwd: Mijn God, mijn God, waarom hebt u ons verlaten? Maar de hemel was van koper. Het leek wel of God Zijn volk was vergeten. Maar dat was niet zo. Hij was erbij, maar onzichtbaar.

 

Jesaja 63:9 – In al hun nood was ook Hijzelf in nood: zij werden gered door de engel van Zijn tegenwoordigheid. In Zijn liefde en mededogen heeft Hij hen zelf verlost, Hij tilde hen op en heeft hen gedragen, alle jaren door.

 

Maar ook nu het volk, na negentien eeuwen, weer terug is in het land van haar voorouders, zoals God hen dat heeft toebedeeld en heeft beloofd, wordt het volk opnieuw bedreigd door vijanden rondom, die uit zijn op haar ondergang. En hoe verdeeld die vijanden onderling ook zijn – hun haat tegen Gods volk is wat hen bindt. En Satan is het die hen daarmee bezielt.

 

Maar ook de andere naties zitten op een dwaalspoor. Zij die menen Israël in een geding te kunnen bestrijden, zullen zelf door God in een geding worden bestreden [Jeremia 49:25]. En de volken die menen Israël buiten te kunnen sluiten, zullen zelf buitengesloten worden [Obadja 1].

 

Jeremia 29:11-14 – Mijn plan met jullie staat vast – spreekt de HEER. Ik heb jullie geluk voor ogen, niet jullie ongeluk: Ik zal je een hoopvolle toekomst geven. Jullie zullen Mij aanroepen en tot Mij bidden, en Ik zal naar jullie luisteren. Jullie zullen Mij zoeken en ook vinden, wanneer jullie Mij met hart en ziel zoeken. Ik zal Me door jullie laten vinden – spreekt de HEER – en Ik zal in je lot een keer brengen. Ik zal jullie samenbrengen uit alle volken en plaatsen waarheen Ik je verbannen heb – spreekt de HEER – en je laten terugkeren naar Jeruzalem, waaruit Ik je heb laten wegvoeren.

 

Amalek

 

In de Bijbel lezen we regelmatig over de vijanden van Israël en over het lot dat hen ten deel valt. Maar één vijand valt in dat rijtje op, namelijk Amalek. Hij wordt ook genoemd in Psalm 83.

 

De Amalekieten stammen af van Ezau. Het was een woestijnvolk dat rondtrok in de Sinaï en de Negev en dat door alle stammen en volken in de regio werd gevreesd voor zijn wrede strooptochten, waar ze van leefden. Veelzeggend betekent de naam Amalek ook ‘volk-dat-geweld-aandoet’.

 

In Deuteronomium lezen we dat Mozes het volk voorhoudt hoe ze met Amalek moeten omgaan als ze eenmaal in het land wonen dat God hen heeft toegewezen.

 

Deuteronomium 25:17-19 – Vergeet niet wat de Amalekieten u hebben aangedaan tijdens uw tocht uit Egypte. Toen u uitgehongerd en uitgeput was hebben ze gewetenloos, zonder enig ontzag voor God, de achterhoede overvallen, waar de zwaksten zich bevonden. Vergeet het niet! En wanneer straks de HEER, uw God, u vrede heeft gegeven in het land dat u als grondgebied van Hem krijgt, door u te verlossen van de vijanden die u omringen, zorg er dan voor dat niets op aarde nog aan het volk van Amalek herinnert.

 

Omdat Amalek de hand had durven opheffen tegen de troon van de HEER, zou de HEER strijd voeren tegen Amalek, in alle komende generaties [Exodus 17:16]. En daarom kreeg Mozes ook opdracht van God om de overwinning op Amalek vast te leggen, zodat niemand die overwinning ooit nog zou vergeten.


De geest van Amalek

 

Het volk van Amalek bestaat al lang niet meer – net als trouwens de andere aartsvijanden van Israël, waarover we in Psalm 83 lezen. Maar de geest van Amalek leeft nog onverminderd voort, misschien wel sterker dan ooit tevoren.

 

Op 7 oktober vorig jaar werd dat duidelijk, toen leden van Hamas een bloedbad aanrichtten in het zuiden van Israël, aan de grens met Gaza. Meer dan 1.200 Joodse mannen, vrouwen, kinderen en zuigelingen werden vermoord, nadat ze eerst op gruwelijke wijze waren verkracht, verminkt of gemarteld. Daarnaast namen de Hamasterroristen meer dan 200 Israëli’s gevangen, die ze als gijzelaars meevoerden naar Gaza. Ze werden uit hun huizen gesleept en weggevoerd naar de ondergrondse tunnels van Hamas, naar ‘duistere oorden, holen van geweld[Psalm 74:20].

 

Drieduizend jaar geleden vond in Israël, in Siklag, een stad in de Negev, waar David en zijn mannen zich schuilhielden voor koning Saul, iets dergelijks plaats, zij het op kleinere schaal en minder wreed. Toen werden door de Amalekieten de vrouwen en kinderen van David en zijn mannen gevangen genomen en weggevoerd naar een onbekende bestemming.

 

1 Samuel 30:1-4 – Tijdens hun afwezigheid hadden de Amalekieten een plundertocht ondernomen in de Negev; ook Siklag hadden ze overvallen. (…) Toen David en zijn mannen bij Siklag aankwamen en zagen dat de stad in de as was gelegd en dat hun vrouwen en kinderen waren weggevoerd, begonnen ze luidkeels te jammeren, tot ze geen kracht meer hadden om te huilen.

 

Gelukkig lukte het David – die daarvoor steun zocht bij de HEER, zijn God – om alle vrouwen en kinderen te achterhalen en hen weer mee terug te nemen naar huis. Het had trouwens niet veel gescheeld of zijn mannen hadden hem gestenigd, omdat ze het hem kwalijk namen dat hij hun vrouwen en kinderen onvoldoende beveiligd had achtergelaten. De parallel is niet moeilijk te trekken.

 

Dat de vrouwen en kinderen uit Siklag konden worden meegevoerd door de Amalekieten, was mede te wijten aan de ongehoorzaamheid van koning Saul. Hij had enige tijd daarvoor namelijk de opdracht gekregen van God om de Amalekieten volledig uit te roeien. Er mocht niemand van de Amalekieten meer in leven blijven. Zó zou de herinnering aan Amalek voorgoed worden uitgewist [1 Samuel 15:2-33].

 

Maar Saul luisterde maar half naar wat God hem had opgedragen, want hij spaarde het leven van Agag, de koning van de Amalekieten, en van een deel van zijn manschappen. Daarnaast namen Saul en zijn mannen een waardevolle buit mee naar huis, terwijl God dat verboden had.

 

Doordat Saul niet had gedaan wat God hem had opgedragen, bleven de Amalekieten een groot gevaar vormen voor Gods volk, konden ze hun huizen in brand steken en hun vrouwen en kinderen uit de stad meevoeren.

 

Maar ook in ballingschap was Israël niet veilig voor Amalek. Want Haman, die tijdens het bewind van koning Ahasveros het plan had opgevat om alle Joden uit het Perzische rijk om te brengen, was ook een Amalekiet. Hij was namelijk een nakomeling van Agag, de koning van Amalek [Esther 3]. Door het dappere optreden van Mordechai en vooral Esther kon de genocide op het Joodse volk worden voorkomen. Het is het bekende verhaal van Purim.

 

En zoals Agags daden op zijn eigen hoofd neerkwamen – hij werd gedood, zoals zíjn zwaard vrouwen van hun kinderen had beroofd – zo werd Haman gespietst op de paal die hij voor de Jood Mordechai had opgericht [1 Samuel 15:33; Esther 7:9-10].

 

Hamas = Amalek


In onze dagen is het Hamas dat Israël doet herinneren aan Amalek. Op het volk van Israël rust dan ook de taak om ervoor te zorgen dat Hamas met wortel en tak wordt uitgeroeid, zodat aan Hamas niet meer wordt gedacht. Want onder geen beding zal Hamas ooit ophouden met het terroriseren en vermoorden van Joodse mannen, vrouwen en kinderen. Het is immers Satan die Hamas bezielt met de geest van Amalek, om Gods volk te verdelgen, zodat niets op aarde nog aan het volk van Israël herinnert.

 

Maar het gaat precies andersom: het zijn juist de-vijanden-die-Israël-willen-vernietigen, waaraan straks niemand op aarde nog zal denken, want zij zullen verdwijnen in het niets [Jesaja 41:12], ze zullen niet meer zijn dan stof onder Israëls voeten [Maleachi 3:21].

 

En Israël hoeft die strijd tegen Amalek, tegen de vijand met de geest van Amalek, nooit alleen te voeren, want God heeft het volk, bij monde van Mozes, beloofd met hen mee te gaan in alle komende generaties.

 

Deuteronomium 20:3-4 – ‘Luister, Israël. Vandaag bindt u de strijd aan met de vijand. Wees sterk en moedig, laat u niet afschrikken en wees niet bang voor hem, want de HEER, uw God, gaat met u mee, Hij is het die de strijd voor u voert tegen de vijand; Hij schenkt u de overwinning.’

 

God zal Israël de overwinning schenken. Niet alleen op Hamas, maar uiteindelijk op ál zijn vijanden. Dat laatste zal gebeuren wanneer Jeshua, Gods eigen Zoon, bekleedt met macht en grote luister, zal wederkomen op de wolken des hemels [Daniël 7:13; Mattheüs 24:30]. Want Hij is het die Israël zal verlossen van al zijn vijanden, zoals Hij het volk ook bevrijdt van al zijn zonden.

 

Ik hoop vurig dat Jeshua snel terugkomt, om meerdere redenen, maar vooral ook opdat Gods volk dan eindelijk rust mag vinden in het land, na al die eeuwen dat het als slachtvee was uitgeleverd, was verstrooid onder vreemde volken [Psalm 44:12].

 

Psalm 74:10-23 – Hoe lang nog, God, zal de tegenstander U bespotten? Zal de vijand Uw naam voor altijd beschimpen? Waarom houdt Uw hand zich in bedwang? Hef Uw machtige hand en sla toe, God, mijn koning van oudsher, die verlossing brengt in het hart van het land! (…) Geef Uw duifje niet prijs aan de wilde dieren, vergeet Uw vernederd volk niet voorgoed. Kom Uw verbond met ons na – vol is het land met duistere oorden, holen van hamas (חָמָס). Laat verdrukten niet teleurgesteld heengaan, laat zwakken en armen Uw naam loven. Sta op, God, verdedig Uw zaak, bedenk dat dwazen U dag na dag bespotten, vergeet het razen van Uw tegenstanders niet, het tieren van Uw vijanden – het klinkt voortdurend op.

 

Bas van Twist, 20 januari 2024

1.945 weergaven0 opmerkingen
bottom of page