top of page

Wachter

Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem ben 
ik niet stil, totdat het licht van haar gerechtigheid daagt en de 
fakkel van haar redding brandt.

Alle volken zullen je gerechtigheid zien, alle koningen je majesteit. Men zal je noemen bij een nieuwe naam die de Heer zelf heeft bepaald. Je zult een schitterende kroon zijn in de hand van 
de HEER, een koninklijke tulband in de hand van je God. Men noemt je niet langer Verlatene en je land niet langer Troosteloos oord, maar je zult heten `mijn verlangen’ en je land `mijn bruid’.

Want de HEER verlangt naar jou en je land wordt ten huwelijk genomen. Zoals een jongeman een meisje tot vrouw neemt, zo zullen jouw zonen jou ten huwelijk nemen, en zoals de bruidegom zich verheugt over zijn bruid, zo zal je God zich over jou verheugen.

Jeruzalem, Ik heb wachters op je muren gezet die nooit zullen zwijgen, dag noch nacht. Jullie die een beroep doen op de 
HEER, gun jezelf geen rust en gun Hem evenmin rust, totdat Hij Jeruzalem weer heeft gegrondvest en haar roem op aarde heeft bevestigd.

De HEER heeft gezworen bij zijn rechterhand en bij zijn sterke 
arm: `Nooit meer geef Ik jullie graan aan je vijanden te eten, nooit meer zullen vreemdelingen de wijn drinken waarvoor jullie je hebben afgemat. Zij die het graan oogsten, zullen er ook van eten en ze zullen de HEER erom prijzen; zij die de druiven plukken, zullen ervan drinken in de voorhoven van mijn heiligdom.’ 
Ga door de poorten, ga erdoorheen, maak de weg vrij voor het 
volk. Ruim baan! Effen de weg en verwijder de stenen, steek het 
vaandel op voor de volken.

De HEER laat overal horen, tot aan de einden der aarde: `Verkondig aan vrouwe Sion: ‘Je redder komt! zijn loon heeft Hij bij zich, zijn beloning gaat voor Hem uit.’ Dan noemt men hen `Het heilige volk’, `Volk dat door de HEER is vrijgekocht’, en jij zult `Geliefde’ heten, `Nooit verlaten stad’.

Jesaja 62:1-12

Zoals regen of sneeuw neerdaalt uit de hemel en daarheen niet terugkeert zonder eerst de aarde te doordrenken, haar te bevruchten en te laten gedijen, zodat er zaad is om te zaaien en brood om te eten ­ zo geldt dit ook voor het woord dat voortkomt uit mijn mond: het keert niet vruchteloos naar Mij terug, niet zonder 
eerst te doen wat Ik wil en te volbrengen wat Ik gebied. 

Jesaja 55:10-11

bottom of page