top of page

DE WETTELOZE MENS

Bijgewerkt op: 24 jul. 2023



Uit het gedetailleerde antwoord van Jeshua op de vraag van de discipelen aan welke tekenen ze Zijn wederkomst en de voltooiing van de wereldtijden kunnen herkennen, mogen we afleiden dat we daar niet ver meer vandaan zijn. En het is belangrijk dat we ons dat realiseren, omdat het ons inzicht geeft in de gebeurtenissen die er in de wereld, dichtbij en veraf, plaatsvinden.


Dat wil overigens niet zeggen dat we daarmee alles kunnen verklaren – zeker niet –, maar het geeft ons wel het vertrouwen dat alles in Gods hand is, omdat we de gebeurtenissen kunnen duiden aan de hand van wat Jeshua, de apostelen en de profeten vóór hen over deze tijd hebben voorzegd, in de eerste plaats met betrekking tot het land en volk van Israël, maar ook ten aanzien van de wereld.


In het donker


Jeshua vertelt Petrus, Jacobus, Johannes en Andreas – de vier discipelen die met Hem op de Olijfberg tegenover de Tempel zijn gaan zitten [Marcus 13:3] – dat de tijd voorafgaande aan Zijn wederkomst zich zal kenmerken door toenemende wetsverachting en liefdeloosheid, door misleidingen en valse leringen, door oorlogen en opstanden, door razende stormen en zware aardbevingen, door hongersnoden en epidemieën, door vrees onder de volken vanwege het gebulder van de zee en door radeloze angst onder de mensen voor wat er met de wereld gaat gebeuren [Mattheüs 24:3-29; Lucas 21:8-26].


Maar, zo vertelt Jeshua hen ook, ondanks al die verschrikkingen die over de wereld zullen komen, gloort er licht, daagt er een hoopvolle toekomst. Want God zal de gevallen en verloren mens redden en de diepe duisternis waarin de wereld gedompeld is veranderen in morgenlicht [Amos 5:8]. En het licht dat daagt aan het einde van die benauwende duisternis, zal zijn schijnsel vooruit werpen. Niet in het machtigste land ter wereld, maar uitgerekend in het kleinste, in Israël [Deuteronomium 7:6-8].


Jesaja 60:2 [NBV/EV] – Duisternis bedekt de aarde en donkerte de naties, maar over jou zal de HEER schijnen, Zijn luister is boven jou zichtbaar.


In het licht


Gods redding wordt allereerst zichtbaar in Israël. En dat is, omdat God in en door dít unieke volk Zijn majesteit toont aan de wereld [Jesaja 43:21, 44:23, 49:3]. Het is zelfs met het oog daarop dat Hij Israël heeft geschapen, gemaakt en gevormd [Jesaja 43:7, 46:13].


Wij zijn getuigen van de redding die God Zijn volk na mei 1945 gebracht heeft. Maar vóór dat Gods licht in Israël zijn schijnsel vooruitwierp, was daar wel een inktzwarte periode aan voorafgegaan. Want nadat de Romeinen in 70 AD Jeruzalem en de Tempel hadden verwoest en het Joodse volk met geweld uit zijn land hadden verdreven, moest het negentien eeuwen lang verstrooid leven onder de heidenvolken, waar het werd opgejaagd, onderdrukt, geminacht en met uitroeiing bedreigd. Bijna tweeduizend jaar beleefde het Joodse volk de hel op aarde, maakte het verschrikkingen mee die geen ander volk ooit eerder had meegemaakt of nog zal moeten meemaken [Daniël 12:1; Mattheüs 24:21].


Maar op het dieptepunt, toen Israël alle hoop had verloren en meende dat zijn levensdraad voorgoed was afgesneden [Ezechiël 37:11], greep God in. Omwille van Zijn uitverkorenen [Mattheüs 24:22], bracht Hij een keer in het lot van Zijn volk [Amos 9:14-15]. En drie jaar later, op 14 mei 1948, werd de Joodse staat Israël geproclameerd, werd in één dag een land gebaard, werd in één keer een natie geboren [Jesaja 66:7]. En sindsdien worden de vele beloften van herstel meer en meer zichtbaar vervuld in het land en volk van Israël.


De verdorde vijgenboom loopt uit


Ook Jeshua leert de discipelen dat het herstel van Israël hét teken is dat Zijn wederkomst aankondigt. Hij doet dat in de vorm van een gelijkenis, waarin Hij Israël voorstelt als een vijgenboom [Marcus 13:28-30]. Voor de discipelen was dat een bekend beeld van Israël, zoals ook de wijnrank en de olijfboom dat zijn.


Doelend op het voorval met de vijgenboom kort daarvoor [Marcus 11:12-22], leert Jeshua de discipelen dat de vijgenboom (Israël) eerst zal verdorren en geen vruchten meer zal dragen, maar dat hij op Gods tijd, tegen alle natuurwetten in, weer zal gaan uitbotten en bloeien.


Maar er is nog iets waar Jeshua op wijst. Van de generatie die het uitlopen van de vijgenboom zal meemaken, zullen er nog in leven zijn bij Zijn wederkomst. Met andere woorden: van de mensen die vóór 14 mei 1948 zijn geboren, zullen er nog in leven zijn als Jeshua terugkomt! Dat impliceert dat het niet heel lang meer kan duren voor Hij wederkomt [https://www.wachters.nu/post/de-vijgenboom].


Hij komt tot redding van Zijn gezalfde


Toen God in mei 1945 een keer bracht in het lot van Zijn volk [Amos 9:14-15], en Hij opstond om zich over Sion te ontfermen [Psalm 102:14; Jesaja 30:19], verliet Hij tegelijk ook Zijn woning om de volken te laten boeten voor hun misdaden tegen Sion [Joël 4:21; Jesaja 26:21, 30:27-29].


Habakuk 3:12-13Grimmig schrijdt U voort over de aarde, volken vertrapt U in toorn. Om Uw eigen volk te redden trekt U uit, U komt tot redding van Uw gezalfde.


De laatste dagen vóór de wederkomst kenmerken zich dus enerzijds door allerlei rampen die de volken zullen treffen [Jeremia 25:32] en anderzijds door het wonderbaarlijke herstel van Israël [Jesaja 61:4].


Geloofsafval


Anders dan in sommige evangelische kringen nog weleens wordt beweerd, komt er niet eerst een grote wereldwijde opwekking voordat Jeshua terugkomt, maar keren velen zich juist af van het geloof. Kerken zullen dus leeglopen, in plaats van vol. Dat mogen we allereerst afleiden uit de woorden van Jeshua zelf:


Lucas 18:8Ik zeg jullie dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal Hij dan geloof vinden op aarde?


Maar ook Paulus leert dat aan het einde van de wereldtijden velen het geloof vaarwel zeggen. In zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen schrijft hij:


2 Thessalonicenzen 2:3-8 [NBV/EV] – (…) De dag van de Heer breekt niet aan voordat velen zich van het geloof hebben afgekeerd en de wetteloze mens verschenen is, de mens die ten ondergaat. Hij zal alles wat goddelijk en heilig is bestrijden en zich erboven verheffen, om, op de plaats van Gods Tempel, plaats te nemen op de troon en zich voor te doen als God zelf. Herinnert u zich niet dat ik u dit herhaalde malen heb gezegd toen ik bij u was? Dan weet u ook wat hem nog in bedwang houdt en dat hij pas zal verschijnen op de voor hem vastgestelde tijd. Want de wetteloosheid werkt op dit moment nog slechts in het geheim totdat de inbedwanghouder uit het midden verdwijnt. Pas dan verschijnt hij – en dan zal de Heer Jeshua hem doden met de adem van Zijn mond en vernietigen door de aanblik van Zijn komst.


Wetteloze mens


Dus vóór de wederkomst zal eerst ‘de wetteloze mens’ zich openbaren. Wat bedoelt Paulus hiermee? Anders dan nogal eens wordt gedacht, doelt Paulus hiermee niet op één specifiek mens, maar op de mensheid zoals die zich aan het einde van de wereldtijden zal openbaren: in al zijn verschijningen rebellerend tegen God en zich inbeeldend de Allerhoogste te kunnen trotseren. Deze wetteloze mens, die zich in al zijn denkbeelden en handelingen afzet tegen de Allerhoogste, wordt door Hem onwaardig geacht Zijn Koninkrijk binnen te gaan.


Gods tempel (letterlijk)


Hoewel daar gemakkelijk een aparte studie aan gewijd kan worden, wil ik hier kort even stilstaan bij 2 Thessalonicenzen 2:4. In onze Bijbelvertaling neemt de wetteloze mens plaats in Gods tempel (ναός, nahòs) – waarmee in letterlijke zin uiteraard de Tempel in Jeruzalem wordt bedoeld. Het Griekse woord εἰς (eis) – dat hier is vertaald met ‘in’ – kan echter ook vertaald worden met ‘op de plaats van’ of ‘tegenover’.


En ik denk dat die vertalingen – als we het hebben over de Tempel in Jeruzalem – de bedoeling van deze profetie dichter naderen, zeker als we ervan uit mogen gaan dat de brief is geschreven ná de verwoesting van de Tempel. Want in 688 laat kalief Abd al-Malik uit Damascus, in een poging Jeruzalem als islamitische stad op de kaart te zetten, de achthoekige Rotskoepel oprichten op één van de flanken van het in 70 AD door de Romeinen verwoeste tempelcomplex [Daniël 9:27; Openbaring 11:2; Daniels-visioen-over-de-zeventig-weken-deel-2].


Na vier jaar is het bouwwerk gereed en kan Satan pochen dat hij zetelt ‘op de toppen van de Safon[Jesaja 14:13].


Op een steenworp afstand van de Rotskoepel, op de plek waar eerder de Byzantijns-christelijke Kerk van de Heilige Maria had gestaan, wordt in 707 begonnen met de bouw van de Al-Aqsamoskee. Na tien jaar is de bouw gereed.


Prominent en brutaal ontheiligen de Rotskoepel en de Al-Aqsamoskee nu al meer dan dertien eeuwen Gods heilige berg, ontsieren ze het uitzicht op de heilige stad, alsof Jeruzalem de stad van Allah zou zijn in plaats van de HEER van de hemelse machten.


Gods tempel (figuurlijk)


Maar het Griekse woord ναός (nahòs) ziet ook op de geestelijke tempel die de in en door Jeshua verenigde heiligen van alle tijden met elkaar vormen.


1 Korintiërs 3:16-17Weet u niet dat u een tempel van God bent en dat de Geest van God in uw midden woont? Indien iemand Gods tempel vernietigt, zal God hem vernietigen, want Gods tempel is heilig – en die tempel bent u zelf.


Het is daarom goed mogelijk dat Paulus, in zijn brief aan de Tessalonicenzen, (ook) op deze geestelijke tempel doelt, temeer omdat hij erop wijst dat de dag van de Heer niet aanbreekt ‘voordat velen zich van het geloof hebben afgekeerd’.


Weerhouder


Maar wie is nu degene die de wetteloze mens in bedwang houdt en die eerst moet verdwijnen voor de wetteloze mens verschijnt? Wie of wat is deze weerhouder, zoals hij meestal wordt genoemd?


Velen hebben zich de eeuwen door gebogen over die vraag. Voor de Thessalonicenzen was het geen vraag. Zij waren door Paulus onderwezen en wisten op wie Paulus doelde, maar voor ons ligt dat anders. Toch denk ik dat we het niet moeilijker moeten maken dan het is, want wie anders dan de heilige Geest is het die de mens weerhoudt van het kwaad? Dat mogen we onder meer afleiden uit de woorden van Jeshua, enkele uren vóór Hij zich gevangen laat nemen.


Johannes 16:8-11– Wanneer hij (de heilige Geest) komt zal hij de wereld duidelijk maken wat zonde, gerechtigheid en oordeel is: zonde – dat ze niet in Mij geloven, gerechtigheid – dat Ik naar de Vader ga en jullie Me niet meer zien, oordeel – dat de heerser over deze wereld is veroordeeld.


Zoals elk mens intuïtief weet dat God bestaat, omdat Zijn onzichtbare kracht en goddelijkheid vanaf de schepping zichtbaar zijn in Zijn werken [Romeinen 1:18-21], zo weet elk mens, sinds Adam en Eva van ‘de boom van de kennis van goed en kwaad’ hebben gegeten [Genesis 2:16-17, 3:1-7], intuïtief wat goed en kwaad is. Dat is ook wat Paulus ons leert.


Romeinen 2:14-15– Wanneer namelijk heidenen, die de wet niet hebben, de wet van nature naleven, dan zijn ze zichzelf tot wet, ook al hebben ze hem niet. Ze bewijzen door hun daden dat wat de wet eist in hun hart geschreven staat; en hun geweten bevestigt dit, omdat ze zichzelf met hun gedachten beschuldigen of vrijpleiten.


Paulus zegt het niet expliciet, maar zou hij hier soms bedoelen te zeggen, dat, wanneer een mens bewust kwaad doet en zijn ‘geweten’ spreekt, dit de heilige Geest is die hij ervaart?


Dwaalgeesten en leugenaars


1 Timoteüs 4:1-2 [NBV/EV]Maar de Geest zegt nadrukkelijk dat in de eindtijd een deel het geloof zal verlaten, doordat ze luisteren naar dwaalgeesten en naar wat demonen hun leren. Ze worden hiertoe aangezet door huichelachtige leugenaars, die hun eigen geweten hebben dichtgeschroeid (…).


Is er ooit een tijd geweest waarop deze profetie meer van toepassing is dan de tijd waarin wij nu leven? Veel van wat recht is in Gods ogen wordt afgewezen en bespot, terwijl men intuïtief weet dat het goed is. En veel van wat kwaad is in Gods ogen, wordt in onze samenleving tot wet of norm verheven, terwijl men intuïtief weet dat het niet goed is. Steeds gemakkelijker wordt moreel gerechtvaardigd wat mogelijk of wenselijk is en wordt de Waarheid geweld aangedaan.


En zoals we hiervoor al zagen, zullen ook veel gelovigen zich, in de laatste dagen van de wereldtijden, meer laten leiden door hun eigen natuur dan door de Geest. Ze doen liever wat ze zelf willen dan wat de Geest wil.


Romeinen 8:5-8 Wie zich door zijn eigen natuur laat leiden is gericht op wat hij zelf wil, maar wie zich laat leiden door de Geest is gericht op wat de Geest wil. Wat onze eigen natuur wil brengt de dood, maar wat de Geest wil brengt leven en vrede. Onze eigen wil staat vijandig tegenover God, want hij onderwerpt zich niet aan Zijn wet en is daar ook niet toe in staat. Wie zich door zijn eigen wil laat leiden, kan God niet behagen.


Zonder heilige Geest kan men ook niet langer onderscheid maken tussen wat wel en wat niet van God afkomstig is, wat wel goed is en wat niet [1 Korintiërs 12:10]. En daardoor gaat men steeds gemakkelijker meedoen met de wereld die in de macht is van hem die het kwaad zelf is [Galaten 1:4; 1 Johannes 5:19]. Maar daarmee keren ze zich wel tegen God.


Gewetenloos


Dat God Zijn heilige Geest eens van de wereld zou wegnemen, had Hij trouwens al vóór de zondvloed voorzegd, namelijk toen de zonen van God (bene ha Elohim) zich vermengden met de mensen.


Genesis 6:3 [EV] – Toen dacht de HEER: Mijn Geest mag niet voor altijd in de mens blijven rechtspreken, hij is immers niets dan vlees; zijn dagen zullen zijn honderdtwintig jaren.


Het woord שָׁנָה (shannèh) – dat steevast vertaald wordt met 'jaar' – ziet ook op een door God vastgestelde tijd in jaren, zoals de periode van zeven jaar die eindigt met een Sabbatsjaar [Leviticus 25:1-5] of de periode van vijftig jaar die eindigt met een Jubeljaar. Maar omdat wij voor shannèh geen ander woord kennen dan 'jaar', wordt het in onze vertalingen ten onrechte niet mee vertaald wanneer het ziet op een vastgestelde periode in jaren. Zodoende lezen we bijvoorbeeld in Leviticus 25:11: 'Elk vijftigste jaar zal voor jullie een Jubeljaar zijn', terwijl er eigenlijk zoiets staat als: 'Van de vastgestelde tijd zal elk vijftigste jaar voor jullie een Jubeljaar zijn'.


In Genesis 6:3 wordt volgens mij dan ook niet gedoeld op de maximale leeftijd van een mens – want ook na die tijd werden mensen nog steeds veel ouder –, maar gaat het om de mensheid die God niet langer ter verantwoording wil blijven roepen dan honderdtwintig vastgestelde tijden van vijftig jaar (120 x 50 = 6.000) of – analoog aan de scheppingsweek –niet langer dan zes goddelijke dagen (6 x 1.000 = 6.000) [Psalm 90:4; 2 Petrus 3:8].


Dat God de mens niet eindeloos ter verantwoording blijft roepen voor zijn daden, maakt Hij ook duidelijk bij monde van Jesaja:


Jesaja 57:15-16– Want niet eindeloos blijf Ik twisten, niet eeuwig duurt Mijn toorn. Al doe Ik de levensadem stokken, Ik ben het ook die het leven geeft.


Geest van onderscheiding


Aan het einde van de wereldtijden neemt God dus Zijn heilige Geest van de mens weg, met als gevolg dat het kwaad alle ruimte krijgt en de mens steeds gewetenlozer wordt.


Het gaat hier uiteraard om de mens die de Vader níet kent [Johannes 16:3] en níet om de mens die de Vader dagelijks vraagt hem de weg te wijzen naar de volle Waarheid [Johannes 16:13]. Het is, zoals gezegd, immers de heilige Geest die ons in staat stelt onderscheid te maken tussen wat van God is en wat niet [1 Korintiërs 12:10]. Ontbreekt Zijn Geest in ons, dan zijn we als die vijf meisjes die onvoldoende olie hadden om hun olielamp brandende te houden tot de bruidegom kwam, waardoor ze het bruiloftsfeest misliepen [Mattheüs 25:1-13].


De heilige Geest is onmisbaar voor ons, want de duivel misleidt de mens met allerlei listen [Lucas 11:13], waarbij hij zich voordoet ‘als een engel des lichts[2 Korintiërs 11:14] of ‘als een lam [Openbaring 13:11]. Maar ondanks zijn vermomming blijft hij een moordenaar en een aartsleugenaar [Johannes 8:44]. En daarom waarschuwt Jeshua Zijn discipelen, en ook ons, om voortdurend waakzaam te blijven, zodat we ons niet laten misleiden [Marcus 13:37, 13:5].


Dat we het gevaar van ‘hem die het kwaad zelf is[1 Johannes 5:19] nooit moeten onderschatten, maakt Jeshua heel duidelijk in het hogepriesterlijk gebed:


Johannes 17:15 – Ik vraag niet of U hen uit de wereld weg wilt nemen, maar of U hen wilt beschermen tegen de duivel.


Van kwaad tot erger


De wetteloze mens is dus de mens zonder Gods heilige Geest, de mens zonder geweten, de mens die Gods redding afwijst.


Het kwaad zal dan ook steeds brutaler en heftiger zichtbaar worden in deze laatste dagen van de wereldtijden.


De gelovigen die volharden zullen in toenemende mate worden beproefd en bespot, omdat ze niet meedoen met de door het kwaad beheerste wereld [Lucas 21:17; 1 Thessalonicenzen 5:5; Handelingen 14:22]. Ze zullen worden vervolgd en berecht, omdat ze vasthouden aan de Waarheid en de voorgeschreven leugens afwijzen. Ze zullen worden uitgesloten en afgezonderd, omdat ze God meer gehoorzamen dan mensen en Zijn plannen betrouwbaarder achten dan de dwaze plannen van de wereldbeheersers. Ze zullen worden verstoten, veracht en gehaat, omdat ze uitzien naar Gods Koninkrijk en niet naar de Nieuwe Wereld Orde [Johannes 15:18-19].


De verwijdering tussen hen die de Vader kennen en hen die bij de wereld horen zal steeds groter en manifester worden.


Openbaring 22:11 [NBV/EV] – Wie onrecht doet zal nog meer onrecht doen, en wie goddeloos is zal nog goddelozer worden. Wie goeddoet zal nog meer goeddoen, en wie heilig is zal nog heiliger worden.


Als Satan, ‘de god van deze wereld [Efeziërs 2:2], als een brullende, alles verscheurende leeuw [1 Petrus 5:8] uiteindelijk alle volken en leiders in zijn macht heeft gebracht met zijn leugens en manipulaties [Johannes 8:44], zal blijken wat zijn werkelijke doel is: het vernietigen van het Joodse volk en het bezetten van het Joodse land [Psalm 83:4-5], want dan – zo redeneert Gods tegenstander – zal Jeshua bij Zijn wederkomst geen volk meer hebben om koning over te zijn en geen plek meer hebben om op Zijn troon te zitten. Dan zal hij als ‘de heerser van deze wereld[Johannes 12:31] zijn macht kunnen behouden en blijven zetelen op de Sion, op Gods heilige berg [Psalm 2:6; Zacharia 8:3].


Gog en zijn vele bondgenoten


Onder leiding van Gog – wat zoveel betekent als ‘hoogste-klasse’ – zullen straks vele volken met groot militair machtsvertoon optrekken tegen Israël [Ezechiël 38:14-16].


Maar dan, op de dag dat het land van Israël wordt aangevallen, op de dag waarvan God bij monde van Zijn profeten vele malen heeft gesproken, zal Gods woede oplaaien. Dan zal elk schepsel zien hoe God afrekent met Gog, Satans ultieme vertegenwoordiger, en zijn vele bondgenoten, en hoe Hij opstaat tot redding van Zijn volk Israël. Als in de dagen van zijn bevrijding uit Egypte, zo zal de HEER Zijn volk opnieuw redden, met grote, wonderbaarlijke daden [Micha 7:15-17].


Jeremia 31:7Dit zegt de HEER: Juich van vreugde over Jacob, jubel aan het hoofd van alle volken, roep het uit, zing een lofzang: “De HEER heeft Zijn volk gered, en wat er van Israël nog overbleef bevrijd.”


Het zal het einde inluiden van de wereldtijden en het begin van het Koninkrijk van God.


Uitzien


De wederkomst van Jeshua is nabij en zal niet vele decennia meer duren. Misschien duurt het nog 10 of 15 jaar – we weten het niet – maar wat is dat op de 120 Jubeljaren die God de mens in het vooruitzicht had gesteld?


Mattheüs 6:11Vader, laat Uw Koninkrijk komen!


Habakuk 3:2Breng het in deze tijd tot stand, maak het in deze tijd bekend, maar toon Uw mededogen als het tumult losbarst.


[Dit artikel is een bewerking van 'De Gewetenloze Mens', dat in november 2020 op deze site verscheen]


5.540 weergaven1 opmerking
bottom of page