top of page

DE GEWETENLOZE MENS

Bijgewerkt op: 20 feb. 2021



Uit het gedetailleerde antwoord van Jeshua op de vraag van de discipelen aan welke tekenen ze Zijn wederkomst en de voltooiing van de wereldtijden kunnen herkennen, mogen we afleiden dat we daar niet ver meer vandaan zijn. En het is belangrijk dat we ons dat realiseren, omdat het ons inzicht geeft in de gebeurtenissen die er in de wereld, dichtbij en veraf, plaatsvinden.

Dat wil overigens niet zeggen dat we daarmee alles kunnen verklaren – zeker niet –, maar het geeft ons wel het vertrouwen dat alles in Gods hand is, omdat we de gebeurtenissen kunnen duiden aan de hand van wat Jeshua en de profeten vóór Hem over deze tijd hebben voorzegd, in het bijzonder met betrekking tot het land en volk van Israël.

In het donker

Jeshua vertelt Petrus, Jacobus, Johannes en Andreas – de vier discipelen die met Hem op de Olijfberg tegenover de Tempel zijn gaan zitten [Marcus 13:3] – dat de tijd voorafgaande aan Zijn wederkomst zich zal kenmerken door toenemende wetsverachting en liefdeloosheid, door misleidingen en valse leringen, door oorlogen en opstanden, door razende stormen en zware aardbevingen, door hongersnoden en epidemieën, door vrees onder de volken vanwege het gebulder van de zee en door radeloze angst onder de mensen voor wat er met de wereld gaat gebeuren [Mattheüs 24:3-29; Lucas 21:8-26].

Maar, zo vertelt Jeshua hen ook, ondanks al die verschrikkingen die over de wereld zullen komen, gloort er licht, daagt er een hoopvolle toekomst. Want God zal de gevallen en verloren mens redden en de diepe duisternis waarin de wereld gedompeld is veranderen in morgenlicht [Amos 5:8]. En het licht dat daagt aan het einde van die benauwende duisternis, zal zijn schijnsel vooruit werpen. Niet in het machtigste land ter wereld, maar uitgerekend in het kleinste, in Israël [Deuteronomium 7:6-8].

Jesaja 60:2 – Duisternis bedekt de aarde en donkerte de naties, maar over jou schijnt de HEER; Zijn luister is boven jou zichtbaar.

In het licht

Gods redding wordt allereerst zichtbaar in Israël. En dat is, omdat God in en door dít unieke volk Zijn luister toont aan de wereld [Jesaja 43:21, 44:23, 49:3]. Het is zelfs met het oog daarop dat Hij Israël heeft geschapen, gemaakt en gevormd [Jesaja 43:7, 46:13].

Wij zijn getuigen van de redding die God Zijn volk na mei 1945 gebracht heeft. Maar vóór dat Gods licht in Israël zijn schijnsel vooruitwierp, was daar wel een inktzwarte periode aan voorafgegaan. Want nadat de Romeinen in het jaar 70 Jeruzalem en de Tempel hadden verwoest en het Joodse volk met geweld uit zijn land hadden verdreven, moest het negentien eeuwen lang verstrooid leven onder de heidenvolken, waar het werd opgejaagd, onderdrukt en geminacht. Bijna tweeduizend jaar beleefde het Joodse volk de hel op aarde, maakte het verschrikkingen mee die geen ander volk ooit eerder had meegemaakt of nog zal moeten meemaken [Daniël 12:1; Mattheüs 24:21].

Maar op het dieptepunt, toen Israël alle hoop had verloren en meende dat zijn levensdraad voorgoed was afgesneden [Ezechiël 37:11], greep God in, omwille van Zijn uitverkorenen [Mattheüs 24:22], bracht Hij een keer in het lot van Zijn volk [Amos 9:14-15]. En drie jaar later, op 14 mei 1948, werd de Joodse staat Israël geproclameerd, werd in één dag een land gebaard, werd in één keer een natie geboren [Jesaja 66:7]. En sindsdien worden de vele beloften van herstel meer en meer zichtbaar vervuld in het land en volk van Israël.

De verdorde vijgenboom loopt uit

Ook Jeshua leert de discipelen dat het herstel van Israël hét teken is dat Zijn wederkomst aankondigt. Hij doet dat in de vorm van een gelijkenis, waarin Hij Israël voorstelt als een vijgenboom [Marcus 13:28-30]. Voor de discipelen was dat een bekend beeld van Israël, zoals ook de wijnrank en de olijfboom dat zijn.


Doelend op het voorval met de vijgenboom enkele dagen eerder [Marcus 11:12-22], leert Jeshua de discipelen dat de vijgenboom zal verdorren en geen vruchten meer zal dragen, maar dat ze erop mogen vertrouwen dat op Gods tijd die verdorde vijgenboom, tegen alle natuurwetten in, weer zal gaan uitbotten en bloeien.

Maar Jeshua zegt nog meer. Van de generatie die het uitlopen van de vijgenboom zal meemaken, zullen er nog in leven zijn bij Zijn wederkomst. Met andere woorden: van de mensen die vóór 14 mei 1948 zijn geboren, zullen er nog in leven zijn als Jeshua terugkomt! Dat impliceert dat het niet heel lang meer kan duren voor Hij wederkomt [zie https://www.wachters.nu/post/de-vijgenboom].

Hij komt tot redding van Zijn gezalfde

Toen God in mei 1945 een keer bracht in het lot van Zijn volk [Amos 9:14-15], en Hij opstond om zich over Sion te ontfermen [Psalm 102:14; Jesaja 30:19], verliet Hij tegelijk ook Zijn woning om de volken te laten boeten voor hun misdaden tegen Sion [Joël 4:21; Jesaja 26:21, 30:27-29].

Habakuk 3:12-13Grimmig schrijdt U voort over de aarde, volken vertrapt U in toorn. Om Uw eigen volk te redden trekt U uit, U komt tot redding van Uw gezalfde.

De laatste dagen vóór de wederkomst kenmerken zich dus enerzijds door allerlei rampen die de wereld zullen treffen en anderzijds door het wonderbaarlijke herstel van Israël.

Geloofsafval

Anders dan in sommige evangelische kringen nog weleens wordt beweerd, komt er niet eerst een grote wereldwijde opwekking voordat Jeshua terugkomt, maar keren velen zich juist af van het geloof. De kerken lopen dus leeg, in plaats van vol. Dat mogen we allereerst afleiden uit de woorden van Jeshua zelf:

Lucas 18:8Ik zeg jullie dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal Hij dan geloof vinden op aarde?

Maar ook Paulus leert dat aan het einde van de wereldtijden velen het geloof vaarwel zeggen. In zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen schrijft hij:

2 Thessalonicenzen 2:3-8 [NBV/EV] – (…) De dag van de Heer breekt niet aan voordat velen zich van het geloof hebben afgekeerd en de wetteloze mens verschenen is, hij die verloren zal gaan. Hij zal alles wat goddelijk en heilig is bestrijden en zich erboven verheffen, om, op de plaats van (of tegenover) Gods Tempel, plaats te nemen op de troon en zich voor te doen als God zelf. Herinnert u zich niet dat ik u dit herhaalde malen heb gezegd toen ik bij u was? Dan weet u ook wat hem nog in bedwang houdt en dat hij pas zal verschijnen op de voor hem vastgestelde tijd. Want de wetteloosheid werkt op dit moment nog slechts in het geheim totdat de inbedwanghouder uit het midden verdwijnt. Pas dan verschijnt hij – en dan zal de Heer Jeshua hem doden met de adem van Zijn mond en vernietigen door de aanblik van Zijn komst.

Wetteloze mens

Dus vóór de wederkomst zal eerst “de wetteloze mens” zich openbaren. Paulus doelt hiermee niet op één specifiek mens, maar op dé mens, de homo sapiens, zoals deze zich aan het einde van de wereldtijden zal openbaren: rebellerend tegen God en zich inbeeldend dat hij de Allerhoogste kan trotseren. Het is de mens die door God onwaardig wordt geacht om Zijn Koninkrijk binnen te gaan. Johannes noemt hem “de antichrist[1 Johannes 2:18] en in Openbaring 13:11-18 wordt deze mens voorgesteld als “het beest” dat uit de aarde opkomt [zie https://www.wachters.nu/post/het-beest-en-zijn-beeld].

Op de plaats van de Tempel

Hoewel daar gemakkelijk een aparte weblog aan gewijd kan worden, wil ik hier niettemin ook nog even stilstaan bij vers 4. In al onze Bijbelvertalingen neemt de wetteloze mens plaats 'in' de Tempel. Maar het Griekse woord εἰς (eis), dat met ‘in’ wordt vertaald, kan ook vertaald worden met ‘op de plaats van’ of ‘tegenover’. En ik denk dat deze vertalingen de bedoeling van deze profetie dichter naderen, zeker als we ervan uitgaan dat de brief geschreven is ná de verwoesting van de Tempel.

Want in 688, ruim vijftig jaar nadat Jeruzalem door de Arabische moslims is veroverd op de Byzantijnen en de stad zoveel mogelijk is ontdaan van haar Joodse karakter, laat kalief Abd al-Malik uit Damascus, in een poging Jeruzalem als islamitische stad op de kaart te zetten, de achthoekige Rotskoepel oprichten. Na vier jaar is het bouwwerk gereed en kan Satan pochen dat hij zetelt “op de toppen van de Safon[Jesaja 14:13].

Op een steenworp afstand van de Rotskoepel, op de plek waar eerder de Byzantijns-christelijke Kerk van de Heilige Maria had gestaan, wordt in 707 begonnen met de bouw van de Al-Aqsamoskee. Na tien jaar is de bouw gereed.

Prominent en brutaal ontheiligen de Rotskoepel en de Al-Aqsamoskee nu al meer dan dertien eeuwen Gods heilige berg, ontsieren ze het uitzicht op de heilige stad, alsof Jeruzalem de stad van Allah zou zijn in plaats van de HEER van de hemelse machten.

Maar met deze schijnbare hegemonie van de islam op de Sion zal God resoluut afrekenen. Van de Rotskoepel en de Al-Aqsamoskee zal geen enkele steen op de andere blijven, alles zal worden afgebroken. En dan zal onder leiding van Jeshua, de Telg uit de stam van David, de Tempel worden herbouwd [Zacharia 6:12; Ezechiël 43:2-7; Haggaï 2:9; Daniël 12:12].

Weerhouder

Maar wie is nu degene die de wetteloze mens in bedwang houdt en die eerst moet verdwijnen voor de wetteloze mens verschijnt? Wie of wat is deze ‘weerhouder’, zoals hij dikwijls wordt genoemd?


Velen hebben zich de eeuwen door gebogen over die vraag. Voor de Thessalonicenzen was het geen vraag, zij waren door Paulus onderwezen en wisten op wie Paulus doelde, maar voor ons ligt dat anders. Toch denk ik dat we het niet moeilijker moeten maken dan het is, want wie anders dan de heilige Geest is het die de mens weerhoudt van het kwaad? Dat mogen we onder meer afleiden uit de woorden van Jeshua, enkele uren vóór Hij gevangen wordt genomen:

Johannes 16:8-11 – Wanneer hij (de heilige Geest) komt zal hij de wereld duidelijk maken wat zonde, gerechtigheid en oordeel is: zonde – dat ze niet in Mij geloven, gerechtigheid – dat Ik naar de Vader ga en jullie Me niet meer zien, oordeel – dat de heerser over deze wereld is veroordeeld.

Zoals elk mens intuïtief weet dat er een God is [Romeinen 1:18-21], zo weet elk mens, sinds Adam en Eva van “de boom van de kennis van goed en kwaad” hebben gegeten [Genesis 2:16-17, 3:1-7], intuïtief wat goed en kwaad is. Dat is ook wat Paulus ons leert:

Romeinen 2:14-15 – Wanneer namelijk heidenen, die de wet niet hebben, de wet van nature naleven, dan zijn ze zichzelf tot wet, ook al hebben ze hem niet. Ze bewijzen door hun daden dat wat de wet eist in hun hart geschreven staat; en hun geweten bevestigt dit, omdat ze zichzelf met hun gedachten beschuldigen of vrijpleiten.

Paulus zegt het niet direct, maar zou hij hier soms bedoelen te zeggen, dat, wanneer een mens bewust kwaad doet en zijn ‘geweten’ spreekt, hij dan de heilige Geest ervaart? Het is maar een gedachte, maar het zou heel goed kunnen. De mens is immers geschapen als evenbeeld van God [Genesis 1:26].

Dwaalgeesten en leugenaars

1 Timoteüs 4:1-2 [NBV/EV]Maar de Geest zegt nadrukkelijk dat in de eindtijd een deel het geloof zal verlaten, doordat ze luisteren naar dwaalgeesten en naar wat demonen hun leren. Ze worden hiertoe aangezet door huichelachtige leugenaars, die hun eigen geweten hebben dichtgeschroeid (…)

Ik denk niet dat er ooit een tijd is geweest waarop deze profetie meer van toepassing is dan de tijd waarin wij nu leven. Veel van wat recht is in Gods ogen wordt afgewezen en bespot, terwijl men intuïtief weet dat het goed is. En veel van wat kwaad is in Gods ogen, wordt in onze samenleving tot wet of norm verheven, terwijl men intuïtief weet dat het niet goed is. Steeds gemakkelijker wordt moreel gerechtvaardigd wat mogelijk of wenselijk is.


En daarmee staan we op de grens van een orwelliaanse samenleving, waarin overheden en burgers steeds meer Gods wet verachten en waarin de mens, via Artificial Intelligence, robotica, nano- en biotechnologie, Internet of Things en Quantum Computing, langzaamaan wordt getranshumaniseerd tot een ding, dat via zijn smartphone of geïmplanteerde biometrische chip kan worden gemonitord en geprogrammeerd.


Nog even, en de mens die niet beschikt over de juiste apps, is uitgesloten van deelname aan de maatschappij.

Ook veel gelovigen zullen zich in deze laatste dagen vóór de wederkomst laten misleiden door de leugens van Satan en het nieuwe normaal accepteren als onvermijdelijk, zonder er verder bij na te denken. Door aanhoudend hun schuldgevoel te onderdrukken zijn ze vatbaar geworden voor de misleidingen van “huichelachtige leugenaars, die hun eigen geweten hebben dichtgeschroeid.” En omdat men daardoor ook niet langer kan onderscheiden wat wel en wat niet van God afkomstig is [1 Korintiërs 12:10], wordt elke nieuwe leugen steeds gemakkelijker geloofd.

Gewetenloos

Dat God Zijn heilige Geest eens van de wereld zou wegnemen, had Hij trouwens al vóór de zondvloed voorzegd, namelijk toen de zonen van God [bene ha Elohim] zich vermengden met de mensen.

Genesis 6:3 [EV] – Toen dacht de HEER: Mijn Geest mag niet voor altijd in de mens blijven rechtspreken, hij is immers niets dan vlees; zijn dagen zullen zijn honderdtwintig jaren.


Dat het hier gaat om 120 'Jubeljaren' en niet om 120 levensjaren van een mens, is voor mij geen vraag meer. God heeft de wereldtijden immers ingedeeld analoog aan de scheppingsweek. Voor Hem is één dag als duizend jaar [Psalm 90:4; 2 Petrus 3:8]. Het woord שָׁנָה, (shannèh) wordt veelal vertaald met ‘jaar’ – zo ook hier – maar ziet letterlijk op een indeling in de tijd en kan dus ook betrekking hebben op bijvoorbeeld een Sabbatsjaar [Leviticus 25:1-5] of een Jubeljaar [Leviticus 25:10-12].


In Genesis 6:3 wordt dan ook niet gedoeld op de maximale leeftijd van een mens, maar gaat het om de mensheid, die God niet langer dan 120 Jubeljaren, dus niet langer dan (120 x 50) zesduizend jaar, ter verantwoording wil blijven roepen. Na zes goddelijke dagen van zwoegen [Genesis 3:19], mag de door Gods Zoon geredde mens op de zevende dag eindelijk rusten, een millennium lang.

Dat God de mens niet eindeloos ter verantwoording blijft roepen voor zijn daden, maakt Hij ook duidelijk bij monde van Jesaja:


Jesaja 57:15-16 – Want niet eindeloos blijf Ik twisten, niet eeuwig duurt Mijn toorn. Al doe Ik de levensadem stokken, Ik ben het ook die het leven geeft.

Aan het einde van de wereldtijden neemt God dus Zijn heilige Geest van de mens weg, met als gevolg dat het kwaad alle ruimte krijgt en de mens steeds gewetenlozer wordt.


Het gaat hier uiteraard om de mens die de Vader niet kent [Johannes 16:3]. Niet om de mens die de Vader dagelijks vraagt hem de weg te wijzen naar de volle waarheid [Johannes 16:13].

Geest van onderscheiding

Het is de heilige Geest die ons in staat stelt onderscheid te maken tussen wat van God is en wat niet [1 Korintiërs 12:10]. Ontbreekt Gods Geest in ons, dan zijn we als die vijf meisjes die onvoldoende olie hadden om hun olielamp brandende te houden tot de bruidegom kwam, waardoor ze het bruiloftsfeest misliepen [Mattheüs 25:1-13].


De heilige Geest is onmisbaar voor ons, want de duivel misleidt de mens met allerlei listen [Lucas 11:13], waarbij hij zich voordoet “als een engel des lichts[2 Korintiërs 11:14] of “als een lam [Openbaring 13:11]. Maar ondanks zijn vermomming blijft hij een moordenaar en een aartsleugenaar [Johannes 8:44]. En daarom waarschuwt Jeshua Zijn discipelen en ook ons om voortdurend waakzaam te blijven, zodat we ons niet laten misleiden [Marcus 13:37, 13:5].

Dat we het gevaar van Satan nooit moeten onderschatten, maakt Jeshua heel duidelijk in het hogepriesterlijk gebed:

Johannes 17:15 – Ik vraag niet of U hen uit de wereld weg wilt nemen, maar of U hen wilt beschermen tegen de duivel.

Van kwaad tot erger

De wetteloze mens is dus een mens zonder Gods heilige Geest, een mens zonder geweten, een mens die Gods redding afwijst. Het kwaad zal dan ook steeds brutaler en heftiger zichtbaar worden in onze samenleving.


De gelovigen die volharden zullen in toenemende mate worden beproefd en bespot, omdat ze niet met de mainstream meegaan [Lucas 21:17; 1 Thessalonicenzen 5:5; Handelingen 14:22]. Ze zullen worden vervolgd en berecht, omdat ze de opgelegde valse werkelijkheid niet willen aanvaarden en daarmee de overheden voor de voeten lopen. Ze zullen worden uitgesloten en afgezonderd, omdat ze God meer gehoorzamen dan mensen en Zijn plannen betrouwbaarder achten dan de plannen en de Sustainable Development Goals van de globalistische elite. Ze zullen worden verstoten en veracht, omdat ze uitzien naar het Koninkrijk der Hemelen en niet naar een Nieuwe Wereld Orde.

Openbaring 22:11 [NBV/EV] – Wie onrecht doet zal nog meer onrecht doen, en wie goddeloos is zal nog goddelozer worden. Wie goeddoet zal nog meer goeddoen, en wie heilig is zal nog heiliger worden.

Als Satan, “de god van deze wereld[Efeziërs 2:2], als een brullende, alles verscheurende leeuw [1 Petrus 5:8] uiteindelijk alle volken en leiders in zijn macht heeft gebracht met zijn leugens en manipulaties [Johannes 8:44], zal blijken wat zijn werkelijke doel is: het vernietigen van het Joodse volk en het bezetten van het Joodse land [Psalm 83:4-5], want dan – zo redeneert Gods tegenstander – zal Jeshua bij Zijn wederkomst geen volk meer hebben om koning over te zijn en geen plek meer hebben om op Zijn troon te zitten. Dan zal hij als “de heerser van deze wereld[Johannes 12:31] zijn macht kunnen behouden en blijven zetelen op de Sion, op Gods heilige berg [Psalm 2:6; Zacharia 8:3].

Gog en al zijn bondgenoten


Onder leiding van Gog, de ultieme vertegenwoordiger van Satan, zullen straks vele volken met groot militair machtsvertoon optrekken tegen Israël [Ezechiël 38:14-16]. Maar dan, op de dag dat het land van Israël wordt aangevallen, op de dag waarvan God bij monde van Zijn profeten vele malen heeft gesproken, zal Gods woede oplaaien. Dan zal elk schepsel zien hoe God afrekent met Gog en al zijn bondgenoten en hoe Hij opstaat tot redding van Zijn volk.

Micha 7:16-17De volken zullen het zien en beschaamd staan, beroofd van hun kracht, doof en met de hand op de mond. Ze zullen stof likken als een slang, als dieren die kronkelen over de grond. Sidderend zullen ze uit hun burchten komen, vol ontzag voor de HEER, onze God. Ze zullen U vrezen!

Het zal het einde inluiden van de wereldtijden en het begin van het Koninkrijk van God.

Uitzien


De wederkomst van Jeshua is nabij en zal niet vele decennia meer duren. Misschien duurt het nog 10, 12 of 17 jaar – we weten het niet – maar wat is dat op de 120 Jubeljaren die God de mens in het vooruitzicht had gesteld?

Mattheüs 6:11Vader, laat Uw Koninkrijk komen!

Habakuk 3:2Breng het in deze tijd tot stand, maak het in deze tijd bekend, maar toon Uw mededogen als het tumult losbarst.


Bas van Twist, november 2020


4.163 weergaven0 opmerkingen
bottom of page