Beloften van herstel
Toen het Joodse volk, verdreven uit het eigen land, verspreid onder vreemde volken met een eigen taal, cultuur en godsdienst moest wonen en het alle moed had verloren op een terugkeer naar Sion, klonken er tegelijk hoopvolle woorden uit de mond van de profeten:
Jesaja 35:4 – Wees sterk en vrees niet, want jullie God komt met Zijn wraak. Gods vergelding zal komen, Hijzelf zal jullie bevrijden.
Jesaja 41:14 – Wees niet bang, kleine Jacob, arm volk van Israël, Ik zal je helpen – spreekt de HEER –, de Heilige van Israël is je bevrijder.
Op deze en andere manieren beloofde God de met geweld uit hun land verdreven Israëlieten dat Hij hen zou terugbrengen naar hun eigen land en dat ze Jeruzalem en de Tempel zouden herbouwen. En zoals God het beloofde, gebeurde het ook. Na zeventig jaar – exact zoals God bij monde van Jeremia had voorzegd [Jeremia 25:11-12] – kwam er een einde aan de heerschappij van Babel en nam het rijk van de Meden en Perzen de heerschappij over.
Het was hetzelfde jaar waarin de Perzische koning Ahasveros (Artaxerxes) zijn zoon Cyrus (Kores) aanwees als zijn opvolger. Eén van de belangrijkste besluiten die Cyrus in zijn eerste regeringsjaar nam was het decreet waarin hij alle Israëlieten in zijn rijk opriep terug te keren naar Jeruzalem om de stad en de Tempel te gaan herbouwen [2 Kronieken 36:22-23; Ezra 1:1-2]. Cyrus deed daarmee, tot op zekere hoogte, wat dé Messías uiteindelijk zal gaan doen, niet alleen voor Israël, maar ook voor de heidenvolken.
Jesaja 49:5-6 [NBV/EV] – Toen sprak de HEER, die Mij al in de moederschoot gevormd heeft tot Zijn Dienaar om Jacob naar Hem terug te brengen, om Israël rond Hem te verzamelen – dat Ik aanzien zou genieten bij de HEER en dat Mijn God Mijn sterkte zou zijn. Hij zei: ‘Het is Mij te gering dat je (slechts) Mijn Dienaar zou zijn om de stammen van Jacob in ere te herstellen en de overlevenden terug te brengen naar Israël: Ik zal Je ook maken tot een licht voor de heidenvolken, opdat de redding die Ik brengen zal tot aan de einden der aarde reikt.’
Cyrus is in het achtste regeringsjaar van zijn vader Ahasveros geboren. In zijn zevende regeringsjaar huwde zijn vader met het Joodse weesmeisje Esther [Esther 2:17]. We mogen er daarom van uitgaan dat Cyrus geboren is uit het huwelijk van Ahasveros en Esther. Cyrus heeft daarmee een Joodse moeder en is daarmee een zoon van Israël, een ben Jisraeel. Het verklaart ook waarom de God van Israël deze Perzische koning tooit met de erenaam ‘Zijn messías’ [Jesaja 45:1-4; Daniëls-visioen-over-de-zeventig-weken-deel-1].
Toch zien Gods beloften van terugkeer en wederopbouw niet slechts op de oproep van Cyrus. Want in het jaar 70 werden de stad en de Tempel wederom verwoest en werd het Joodse volk opnieuw uit zijn land verdreven, toen door de Romeinen. Nee, het herstel dat de profeten voorzegden ziet verder. Het ziet op een herstel dat eeuwig zal duren, een herstel dat niet door mensenhanden tot stand zal worden gebracht, maar door de Messías die bij God zelf vandaan zal komen.
Herinneren
En het is deze Messías die, bij monde van Jesaja, het Joodse volk moed inspreekt met de woorden:
Jesaja 62:6-7 [NBV/EV] – Jeruzalem, Ik heb wachters op je muren gezet die nooit zullen zwijgen, dag noch nacht. Jullie (wachters) die de HEER herinneren (aan Zijn beloften), gun jezelf geen rust en gun Hem evenmin rust, totdat Hij Jeruzalem weer heeft gegrondvest en haar roem op aarde heeft bevestigd.
Zoals in vroegere dagen wachters dag en nacht hun post innamen op de stadsmuren, hun stem verhieven als er gevaar dreigde en letterlijk in de bres sprongen voor hun stadsgenoten, zo beloofde de Messías wachters te zetten op de in geestelijk opzicht meest strategische plek die er op aarde is: op de muren van Jeruzalem, om daar de HEER dag en nacht te herinneren en voor Zijn volk in de bres te springen.
Deze wachters zijn van alle tijden en plaatsen, maar bijzonder is wel dat sinds mei 2006 – toen onze dierbare vriend wijlen Bart Repko voor het eerst de muur beklom – zij ook letterlijk (bijna) elke dag op de muren van Jeruzalem hun post hebben ingenomen, soms met velen, soms alleen.
Lofprijzen
In de autoriteit van de Messías – die bij God zelf vandaan is gekomen én zal terugkomen – herinneren wachters de Vader aan Zijn woord om Sion tot een lof op aarde te stellen en van daaruit Zijn Koninkrijk te grondvesten.
De Vader wordt niet herinnerd aan Zijn beloften omdat Hij die zou zijn vergeten. Hoe zou de Almachtige ooit iets kunnen vergeten dat Hij heeft beloofd [1 Samuel 2:3; Jesaja 49:15-20]? Nee, de Vader herinneren is Hem lofprijzen, want door Hem indachtig te maken aan wat Hij heeft beloofd, wordt impliciet Zijn hoogste macht en soevereiniteit erkend. De Vader herinneren aan Zijn beloften is ten diepste belijden dat alleen Hij in staat is om recht te doen op aarde en om ware shalom te brengen.
De teksten die wachters proclameren zien dan ook op de beloften van de Vader aan Zijn volk hen naar hun land terug te brengen, hen recht te doen, hen schadeloos te stellen, hen te troosten, hen met eer en roem te overladen en in hun midden te wonen. Maar daarnaast proclameren wachters teksten waarin God zweert het onschuldig vergoten bloed van Zijn dienaren te wreken en de volken te straffen voor het grote onrecht dat ze Zijn volk hebben aangedaan. De ene keer zijn het woorden uit de profeten, de andere keer woorden uit de Thora of uit de psalmen.
Eén van de psalmen die bijna dagelijks met luider stem vanaf de hoge muren van Jeruzalem klinkt is Psalm 149. Het is een krachtige lofpsalm, die Israël en al Gods getrouwen oproept Zijn Naam groot te maken [Psalm 149:1-3]. De psalm maakt duidelijk dat de Vader grote vreugde vindt in Zijn volk, wanneer Hij hun vernedering wegneemt en hen kroont met de zege [Psalm 149:4]. Door hun lofprijzing zal de Vader hen de overwinning geven! Door Zijn Naam groot te maken en Hem van harte te loven, zal Hij Zijn volk belonen door hen recht te doen!
Psalm 149:5-9 [NBV/HSV] – Laten Zijn getrouwen juichen in triomf, nog jubelen als zij te ruste gaan, met lofzang voor God uit hun kelen, een tweesnijdend zwaard is in hun hand, om wraak te oefenen over de heidenvolken, bestraffingen over de natiën, hun koningen in boeien slaan, hun leiders met ketenen binden, het geschreven recht aan hen voltrekken: dat is de glorie voor al Zijn getrouwen. Halleluja!
Recht doen
Bij God bestaat geen scheiding der machten, geen trias politica, zoals wij dat kennen [Jacobus 4:12].
Jesaja 33:22 – Want de HEER is onze rechter, de HEER is onze wetgever, de HEER is onze koning, Hij zal ons redden.
Overeenkomstig Zijn Woord, waarin ‘het geschreven recht’ staat opgetekend, vergeldt Hij de mensen naar hun werken [Psalm 94; Jeremia 17:10, 32:19; Romeinen 2:6] en oordeelt Hij de volken naar hun daden [1 Kronieken 16:33; Psalm 9:9; Jesaja 66:15-16].
Psalm 96:12-13 – Laat het veld verblijd zijn en alles wat daar groeit, laten alle bomen jubelen voor de HEER, want Hij is in aantocht, in aantocht is Hij als rechter van de aarde. Rechtvaardig zal Hij de wereld berechten, de volken oordelen, trouw aan Zijn woord.
In het bijzonder zal Gods oordeel gaan over de volken voor wat ze Zijn volk Israël hebben aangedaan [Deuteronomium 32:41-43; Joël 4:19; Zacharia 1:15].
Jeremia 25:30-31 [NBV/EV] – De HEER brult uit de hoge hemel, Hij gromt vanuit Zijn heilige woning, Hij buldert over Zijn kudde. Als een druiventreder schreeuwt Hij tegen de bewoners van de aarde. Tot aan de einden der aarde klinkt krijgsrumoer, want de HEER klaagt alle volken aan, Hij voert een rechtszaak tegen al wat leeft. De schuldigen levert Hij uit aan het zwaard – spreekt de HEER.
Het is trouwens niet de Vader zelf die het oordeel velt en voltrekt, maar de Zoon, aan wie Hij dat geheel heeft toevertrouwd [Johannes 5:22, 9:39].
Psalm 110:5-6 – De Heer aan Uw rechterhand verplettert koningen op de dag van Zijn toorn. Hij berecht de volken, verplettert hoofden, overal op aarde, lijken stapelen zich op.
Het is dus Jeshua, Gods eigen Zoon, die vonnis wijst op gezag en in naam van de Vader en die het oordeel voltrekt [Mattheüs 13:41-42, 48-50; Johannes 5:26-27].
Dat is niet iets waar je vaak over zult horen preken. En dat is ook logisch omdat dit niet past in het beeld dat de christelijke kerk van Jeshua heeft gemaakt. Maar daarmee wordt Gods recht wel verdraaid, want de Bijbel leert juist dat het vergelden van kwaad een beloning is voor de rechtvaardige, omdat het bewijst dat God recht doet op aarde [Psalm 35, 94].
Psalm 58:11-12 – Verheugd is de rechtvaardige als hij vergelding ziet, in het bloed van de wettelozen wast hij zijn voeten. Dan zegt men: ‘De rechtvaardige wordt beloond, er is een God die recht doet op aarde.’
Pas als het geschreven recht in acht wordt genomen, wordt er recht gedaan [Deuteronomium 4:6], want dan wordt opgekomen voor verdrukten en zwakken, dan worden bevrijd wie weerloos zijn of arm of in de greep zitten van boosdoeners, dan worden gestraft degenen die kwaad doen. En dat zal alles tot eer zijn van de Vader.
Maar hoe anders gaat het eraan toe in onze wereld, die ‘in de macht is van hem die het kwaad zelf is’ [Psalm 82; Lucas 4:6; 1 Johannes 5:19].
Amnestie
Maar er is nog iets dat Gods geschreven recht absoluut uniek maakt. Als we ons vertrouwen stellen in Gods enige Zoon, Jeshua, de van God gekomen én komende Messías, en luisteren naar wat Hij zegt, dan worden we voor schuldeloos gehouden! Al waren onze wandaden vele en onze zonden talloos, ze zullen als volledig uitgewist worden geacht [Jesaja 1:18; Jeremia 50:20; 1 Petrus 2:24]. In ons strafrechtelijk systeem zouden we zeggen: ons wordt amnestie verleend.
Maar dat niet alleen. Nadat ons amnestie is verleend, krijgen we ook nog eens toegang tot het eeuwige leven, tot een leven met God, een leven in Zijn komende Koninkrijk [Johannes 3:18, 5:24].
Oorlog in de hemel
Het geschreven recht wordt niet alleen voltrokken aan de aardse wereldleiders, maar ook aan de hemelse vorsten [Jesaja 24:21-22]. Paulus noemt ze ‘de heersers en de machthebbers van de duisternis, de kwade geesten in de hemelsferen’ [Efeziërs 6:12]. Het zijn de handlangers van de duivel. Paulus waarschuwt de gelovigen bedacht te zijn op hun listen en zich daartegen te wapenen.
Ooit stond Satan in hoog aanzien bij God, maar in zijn hoogmoed meende hij zijn troon te kunnen plaatsen boven Gods engelen en meende hij de Allerhoogste te kunnen evenaren [Jesaja 14:13-14]. Maar dat plan mislukte en sindsdien tracht Satan Gods reddingsplan voor de wereld te torpederen, door te proberen het Joodse volk uit de weg te ruimen en Jeruzalem aan Israëls vijanden te geven. Want uit dat volk komt immers de door God beloofde Redder der wereld voort en vanuit die stad zal Hij Zijn Koninkrijk oprichten [Psalm 110:2; Jesaja 49:6; Micha 5:1-4]. Dat weet Satan maar al te goed.
Satan heeft de volken in zijn macht. Als ‘de heerser van deze wereld’ [Johannes 14:30] zet hij dan ook voortdurend de volken en hun leiders op tegen Israël. Telkens weer lukte en lukt het Satan om een sterk bondgenootschap te sluiten met politieke en geestelijke leiders [Daniël 9:27], met het oogmerk het Joodse volk uit te roeien of het Joodse land te bezetten, zodat hij als de ‘overwinnaar van alle volken’ [Jesaja 14:12] zijn heerschappij kan behouden.
Maar in zijn duivelse ijver om Gods reddingsplan te saboteren ondervindt Satan tegenstand van Michaël, de grote vorst, die in de hemelse gewesten voor Israël strijdt [Daniël 12:1]. Met zijn engelen voert Michaël oorlog tegen Satan en zijn kwade geesten [Daniël 10:13, 10:21].
En hoewel die oorlog in de onzienlijke wereld nog altijd woedt, weten we toch al wie gaat winnen, want Johannes heeft in een visioen gezien dat aan het einde van de tijd, de duivel en zijn engelen worden verslagen [Openbaring 12:7-8]. En zodra Satan (opnieuw) is overwonnen, zal Michaël het overwinningssignaal geven dat de glorieuze komst van de Mensenzoon op de wolken des hemels aankondigt [Mattheüs 24:30-31; 1 Tessalonicenzen 4:16-17; Wie-is-als-God?].
Beslissende dagen
Maar zover is het nog niet, al kan het beslist niet lang meer duren. Want wij leven onmiskenbaar in de laatste dagen vóór de wederkomst als we letten op de tekenen die aan de wederkomst van Jeshua voorafgaan. Dan weer hier en dan weer daar horen we van onlusten, oorlogen, hongersnoden, epidemieën, natuurrampen en van radeloze angst onder de mensen [Lucas 21:7-11], terwijl ondertussen de global elite druk bezig is met het vormen van een wereldregering [Openbaring 13:11-18; Het-beest-en-zijn-beeld].
En we weten uit de Bijbel dat als die tijd is gekomen, het niet lang meer zal duren. Dat hebben zowel de Vader als de Zoon beloofd [Jesaja 60:22; Openbaring 22:7, 12 en 20]. Het is een groot voorrecht als we dát mogen zien, als we dát mogen ervaren, als we ons dát mogen realiseren, elke dag opnieuw!
Maar dat geldt niet voor Satan en zijn kwade plannen. Want hem zal spoedig zijn heerschappij worden ontnomen. En hij beseft ook maar al te goed dat hij ‘geen tijd te verliezen heeft’ [Openbaring 12:12]. En daarom gaat hij rond ‘als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi’ [1 Petrus 5:8] en zet hij, in een ultieme poging zijn sabotageplannen te doen slagen, alle volken en wereldleiders op tegen Jeruzalem. Israël zal geen vriend meer overhouden in de wereld. Als marionetten zullen de naties, voor zich of verenigd, zich door Satan laten gebruiken. En ten laatste zullen ze met groot militair machtsvertoon optrekken tegen Jeruzalem om Gods woonplaats te bezetten en de Joodse bevolking uit te roeien [Ezechiël 38:8]. Maar ze zullen in hun kwade pogingen eerloos ten ondergaan en vernietigd worden [Ezechiël 38:18-22; Joël 4:9-16; Zacharia 14:4-5].
De aan ons natuurlijke oog onttrokken oorlog zal gaandeweg meer zichtbaar worden. Nog meer dan nu al het geval is, zal de diep zittende haat en vijandschap tegen Israël en het Joodse volk schaamteloos aan het licht komen en zullen de mensen zich van God afkeren [Openbaring 22:11]. Maar het zal de vijanden en de tegenstanders van Israël noodlottig worden [Micha 4:11-13]. Daar laat God geen enkele twijfel over bestaan. En dat kunnen we nu al zien, want Gods recht en vergelding gaan vóór Hem uit, banen voor Hem de weg [Psalm 85:14; Zijn-beloning-gaat-vóór-Hem-uit].
Aan het front
Eén van de manieren om de Vader te eren, om Zijn Naam groot te maken, is door Hem als een wachter te herinneren aan Zijn beloften. Als we God op deze manier verheerlijken, dan houden we daarbij Zijn Woord stevig in onze hand, als een tweesnijdend zwaard, waarmee we, in de autoriteit van Jeshua, aan de volken en hun leiders het geschreven recht voltrekken.
Lucas 10:19 – Bedenk wel: Ik heb jullie de macht gegeven om slangen en schorpioenen te vertrappen en om de kracht van de vijand te breken, zodat niets jullie kan schaden.
In geestelijk opzicht staan we daarmee aan het front, vechten we mee met Michaël en zijn engelen.
Door de Vader te herinneren, verheerlijken we Zijn Naam en zal Hij Zijn volk belonen door hen recht te doen. Dát is in een notendop de essentie van het wachter zijn.
Het gezag dat de Vader geeft aan Zijn getrouwen als ze Hem lofprijzen, is niet te bevatten. En toch gebruikt God juist gewone mensen, zoals jou en mij, om af te rekenen ‘in de hemel met de machten van de hemel, en op aarde met de vorsten van de aarde’ [Jesaja 24:21].
Rechter van de aarde
Wanneer de HEER van de Hemelse machten, als ‘rechter van de aarde’ [Psalm 96:13], de volken vergeldt voor wat ze Zijn oogappel, Israël, hebben aangedaan, dan strekt dat tot eer en roem van Zijn volk [Sefanja 3:19]. De voltrekking van het vonnis ‘is de glorie voor al Zijn getrouwen’, omdat het bewijst dat ‘er een God is die recht doet op aarde’ [Psalm 58:12, 9:12-21, 94, 149:9].
Jesaja 26:9 – Reikhalzend kijk ik naar U uit, zelfs ‘s nachts verlang ik naar U. Wanneer U een oordeel over de wereld velt, zullen de mensen op aarde gerechtigheid leren.
Bas van Twist
Comentarios